Afscheid nemen – alweer

Naarmate ik ouder word begint het aan te tikken, de keren dat ik afscheid moet nemen van geliefden. Het afscheid nemen van ouders, wederzijds, is onvermijdelijk. Hoewel je er toch nooit echt op bent voorbereid wanneer het ogenblik daar is, heb ik wel ervaren. Veel bleef ongezegd en vragen onbeantwoord. En missen doe ik ze zeker bij tijden.
Het overlijden van mijn beide zwagers was moeilijker omdat ze beiden als oudere broers waren voor me en jong stierven. 35 en 46 jaar waren ze. Te vroeg. Te jong. Mijn oudste zus stierf eveneens jong, op 46 jarige leeftijd. Haar zelfgekozen dood liet een kras achter op mijn ziel die bij tijden pijnlijk opspeelt. Ik moest weer aan hen denken vanwege het overlijden van een goede vriend, na een kort, maar hevig ziekbed. Het sterven van een geliefde is als een stortbui die de grond los woelt en bovenlagen wegspoelt.

Ik herlas sommige van mijn blogs over rouw en verdriet na het sterven. Ik werd getroffen door wat ik schreef na het overlijden van mijn schoonmoeder. Op verzoek van mijn schoonvader hebben we toen direct alle sieraden, sieradendoosjes, kleding en andere persoonlijke dingen uitgezocht en verdeeld. Het voelde ongepast, zo snel, maar mijn schoonvader was pragmatisch. Met het gezin verspreid over Amerika en Nederland zou er niet gauw een gelegenheid komen dat we weer allemaal bij elkaar zouden zijn.

Blanca’s sieradendoosjes

Op een gegeven moment word het opruimen mij teveel en ga ik wandelen om meer grip te krijgen op mijn emoties. Ik zit wat op slot en schrijf dan het volgende:

Ik dacht aan alle sieradendoosjes die door mijn handen waren gegaan. En ik realiseerde me dat  deze wandeling, dit alleen zijn met het water, me eindelijk bij het doosje bracht wat nog dicht zat, maar (knarsend en wel) open wilde. Ergens in een kamer van mijn ziel bewaar ik dat doosje met het verdriet om geliefden die al eerder stierven. Het verdriet om Blanca kon ik pas ervaren als dat deksel er af kwam.  Dat gaat meestal moeizaam, want de inhoud is  donker. Ik voelde echter aan mijn lijf dat het gebeuren moest.

Ik ben dus maar gaan zitten met het weidse uitzicht op het water en heb het ondergaan. Het verdriet om de geliefden die ik mis. Niet altijd bewust, maar wel op de achtergrond. Sommigen veel te jong gestorven. Het is uiteindelijk de pijn om de vergankelijkheid van het leven. De pijn omdat het altijd weer op sterven uitloopt. Op afscheid nemen en ‘afgesneden zijn’ (Vasalis). De schreeuw uit de diepte van psalm 130. Even geen uitzicht hebben op Pasen.

Dat, dat doosje-met-inhoud, dat ging vandaag weer open. Na het sterven van die goede vriend, een week geleden. Verdriet is zo complex, zo onontwarbaar.

Misschien is het de hoeveelheid liefde wel die de schade van verlies en pijn beperkt en omdraait. Liefde niet als zoetig sentiment, maar liefde zoals God die voorleefde. In mee- lijden, in mee-voelen, in mee-dragen, in mee-huilen, in mee-booszijn. Was Jezus niet geweldig kwaad ook op de dood, toen Hij bij het graf van zijn vriend Lazarus stond?

Rouwen is blijkbaar nooit helemaal over. Het verdriet verraste me. Het is raar dat het moeilijk blijkt mezelf toe te staan dat te ervaren. Ik kom aan met argumenten waarom het allemaal zo erg niet is. ‘Lang geleden’, ‘maar een vriend’ enzovoort.

Maar gevoelens zijn er. Die redeneer je niet weg. Dus ik laat de rouw maar weer even toe. Om mijn vader en moeder, om Blanca, om Gert, om Hemmo, om Loes. Om Jonathan en Tristan, twee jongetjes uit de gemeente die we als baby’s in een grafje moesten achterlaten, wat me diep heeft aangegrepen. En om Guust. Om het ingrijpende van de dood. Om het gemis. Om wat hier op aarde er niet meer zal zijn. En ik ben ook kwaad omdat het steeds weer op afscheid nemen uitloopt. Overal en bij iedereen. Kan het nou eens afgelopen zijn?

Dat Lazarus uit zijn graf kwam lopen is de hoop onder mijn bestaan. Hij is weer gestorven, dat is waar. Maar Zijn goede vriend Jezus niet. Door Hem konden we Guust zachtjes aan zijn sterfbed toezingen:
Ga met God en Hij zal met je zijn,
in Zijn liefde jou bewaren,
in de dood jouw leven sparen
Ga met God en Hij zal met je zijn

Ooit komt die tijd van nooit meer afscheid hoeven nemen.

Een aanraking en een afscheid – voorlopig

Ik ben op heel wat begrafenissen geweest en heb veel gestorven mensen gezien. Dit mede door het beroep van echtgenoot, die predikant is. Iedere gestorvene is anders. Sommigen zijn nauwelijks herkenbaar, niet alleen door een lang en moeilijk ziekbed of door groot gewichtsverlies. Het is moeilijk te omschrijven waarom sommigen werkelijk niet anders lijken dan wassen beelden en anderen meer van zichzelf behouden. De dood is altijd onmiskenbaar. De ziel is weg. De persoon is niet meer. En toch. Bij mijn moeder was alle angst en verwarring weg geveegd, door een onzichtbare hand. Ze leek weer op de vrouw die ik me herinnerde van vóór de Alzheimer.

Gisteren nam ik afscheid van een jonge man(42). Een boom van een kerel, neergeveld in de bloei van zijn leven door de razende storm van een hersentumor. Dat wist ik. Ik had meegeleefd met zijn vrouw die er verslag van deed, van de behandelingen, de operaties, de hoop, de teleurstelling en uiteindelijk de mededeling van de artsen: er is geen behandeling meer mogelijk. Wat een strijd, wat een verdriet en frustratie. Zo midden in het leven, waar je intens van geniet, iedereen en alles waar je van houdt te moeten achterlaten.

Ik keek in de kist en zag een slapende man, zo leek het. Het hoofd iets naar rechts gebogen, een lichte glimlach om de lippen, ontspannen op de rug. Handen gevouwen op zijn buik. In zijn handen een speldje en om zijn nek een das, met vetvlekken, van zijn geliefde studentendispuut. Wat maakte deze man zo ontspannen om te zien? Na zo’n gevecht? Nooit eerder zag ik iemand zo vredig liggen. Terwijl je juist hier anders verwachtte.

Tijdens de samenkomst waarin we zijn leven herdachten en het verdriet deelden werden me een aantal dingen duidelijker. Deze man, (die ik persoonlijk niet zo goed kende, wel zijn vrouw) bleek een bijzonder leven achter de rug te hebben. Een moeilijk leven vanuit mijn standpunt gezien. Geboren met een hartafwijking, altijd voorzichtig en rustig aan moeten doen, als tiener een levensparende operatie ondergaan en door dat alles toch niet terneergeslagen. Een man met een luide, duidelijke aanwezigheid. Kritisch, sceptisch maar tegelijk een levensgenieter. Vriendelijk en belangstellend. Intelligent, jurist met grote bekwaamheid, volgens een van de collega’s die sprak. Opgegroeid in een christelijk gezin was geloven uiteindelijk lastig. Zijn kritische geest verhinderde hem te vertrouwen ‘als een kind’.

Ik geloof niet dat dat ‘kinderlijke’ betekent dat het verstand wordt uitgeschakeld. Maar een bepaalde manier van redeneren kan het geloof in het bestaan van de God van de bijbel bemoeilijken. Hoe dan ook, voor hem veranderde na de laatste operatie iets wezenlijks. Hij werd wakker uit de narcose en zei: ik geloof dat God bestaat! In de laatste maanden en weken werd dat geloof hem tot grote steun. Het lijden was zwaar, het afscheid nemen van zijn vrouw, familie en vrienden hartverscheurend. Maar het laatste lied wat aan zijn sterfbed gezongen werd was ‘Ga met God en Hij zal met je zijn’ (liedboek 416). Voor hem was het nu zeker, God zal mijn leven sparen door de dood heen en straks zal ik mijn geliefden weer mogen begroeten, als Jezus terugkomt.

Ga met God en Hij zal met je zijn,
jou nabij op al je wegen
met zijn raad en troost en zegen.
Ga met God en Hij zal met je zijn.

Ga met God en Hij zal met je zijn:
bij gevaar, in bange tijden,
over jou zijn vleugels spreiden.
Ga met God en Hij zal met je zijn.

Ga met God en Hij zal met je zijn:
in zijn liefde je bewaren,
in de dood je leven sparen.
Ga met God en Hij zal met je zijn.

Ga met God en Hij zal met je zijn,
tot wij weer elkaar ontmoeten,
in zijn naam elkaar begroeten.
Ga met God en Hij zal met je zijn. )

Hier zo indrukwekkend ook gezongen tijdens de afscheidsdienst voor de slachtoffers van MH17 vlucht.

De troost van het laatste couplet hing als een warme deken om ons heen toen de kist wegreed richting die koude aarde. De kratten met bloeiende bloembollen, later op de auto gezet, ranonkels, narcissen, tulpen wezen op het zaaien: als een miserable bolletje de grond in gaan en teZijnertijd weer tot leven komen en schitterend bloeien. Tot dan!

Ziel en zaligheid

orthodox1

Dominee Vonk
Mijn vader was een trouwe volgeling van zijn Schiedamse predikant, ds. C. Vonk (1904-1993). Tijdens kerkenraadsvergaderingen gaf deze dominee les. Hij doceerde over Barth, over de gereformeerde belijdenissen, over Kuyper en weet ik wie/wat nog meer. Voor ouderlingen en diakenen zoals mijn vader, die na de lagere school direct moesten gaan werken, zonder verdere opleiding, kwam zulk onderwijs als een geschenk. Mijn vader was een intelligente man, maar in zijn jeugd  (jaren ’20 )was het bij hem armoe troef thuis en was iedere gulden bittere noodzaak. Op zijn twaalfde ging hij aan de slag als ‘jongste bediende’.

Mijn vader dronk het onderwijs van Vonk dus op als het borreltje wat hij dagelijks nuttigde : als een kostbare lekkernij. Kritisch luisteren was er niet bij:  Vonk’s woord was als Gods woord. Gelukkig heeft Vonk vele mooie en leerzame dingen gezegd en geschreven. Toen ik belijdenis deed kreeg ik 3 delen van de serie ‘De voorzeide leer’. Over de eerste vijf bijbelboeken, met veel interessante exegese en informatie. Sleutelwoord: Het verbond van God met Zijn volk.

Slapende zielen
Maar Vonk (net als ds. Telder uit Breda) ontwikkelde ook een bijzondere opvatting die veel tweestrijd en conflict veroorzaakten in de toenmalige ongedeelde, vrijgemaakte kerk. Die ook mede ten grondslag lag aan de latere scheuring in de kerk. Eerst schreef  ds. Telder het boek, ‘Sterven en dan?’ Later gevolgd door een boek(je) van ds. Vonk met de titel ‘De doden weten niets’ (waarop ik eens de humoristische toevoeging hoorde: En Vonk weet alles…maar dat terzijde) In beide boeken werd afgerekend met de klassiek, christelijke gedachte, nl. dat nadat het lichaam sterft, de ziel van de gelovige, met God verenigd, in de hemel wacht op de opstanding van het lichaam, bij de terugkomst van de Here Jezus.

In reactie op een ontaarding van dit klassieke geloof, (nl. een grote nadruk op de ziel als het méést belangrijke onderdeel van de mens, het lichaam was maar aards en deed er niet toe) kwamen Telder en Vonk met een theorie die het andere uiterste benadrukte (juist, de bekende pendulum), nl dat er helemaal niet zoiets bestaat als de onsterfelijke ziel. Dat zou een Griekse, gnostische gedachte zijn.  De kerkgeschiedenis ingeslopen.  Ziel en lichaam waren één. De hemel was voor God, daar hadden wij niets te zoeken. En God zei toch tegen Adam: wie van de boom eet zal voorzeker sterven! Wie durfde te zeggen, de ziel leeft eeuwig voort, ook als het lichaam sterft, gaf in feite toe aan de leugen van Satan. Die was een volgeling van Satan geworden.(Vonk)

Persoonlijke ervaring
Ik was een vrij serieuze tiener en las dit soort lectuur op aanraden van mijn vader. Geschokt was ik dan als mensen die ik als gelovig zag, het over de hemel en de ziel hadden. Dat was zoiets als gelovig zijn en stelen, of gelovig zijn en vloeken. Mijn jonge, consciëntieuze hart voelde zich daar niet senang bij.

Daaruit blijkt maar weer hoe sterk de invloed is van datgene wat je als kind meekrijgt. Het zijn de eerste vertrouwde werktuigen waarmee je de werkelijkheid om je heen interpreteert. Het anders doen of er anders tegenaan kijken is onveilig, wekt angstige gevoelens (bij mij i.e.g.).

Toch werden veel van mijn eerste, prille overtuigingen op de proef gesteld toen ik op de (vaag christelijke) middelbare school zat, daarna het huis uitging om te studeren en uiteindelijk mijn theologisch geschoolde man ontmoette. Die was nogal verbaasd over de Vonkiaanse leer. Had die ideeën alleen nog maar gezien bij meer sektarische groepen als de Zevendedags Adventisten.

Na ruim veertig jaar eigen bijbelleeservaring, en groeien in een relatie met God, ben ik wel zover dat ik kan zien dat de grote belofte en hoop die Jezus geeft door Zijn sterven en opstanding, juist die onbreekbare band van liefde is, door de dood heen. Is het zo klaar als een klontje wat er na mijn dood gebeurt? Nee, natuurlijk niet. Waar de hemel is, wat de hemel is, uit de glimp die we opvangen vanuit de bijbel is het er in elk geval als een koninklijk paleis. Versailles in het kwadraat, zeg maar en dan nog mooier.  Alles om te benadrukken hoe groot God is.  Maar daar gaat het ten diepste niet om. Waarom dan wel? Dat ik geen ogenblik zonder de ervaring van Gods liefde zal zijn. Dat blijkt  uit zoveel plaatsen in het NT. Ik heb er, tijdens een slapeloze nacht (door jetlag) o.a. Johannes 10-17 weer eens op nagelezen.

Hemel op aarde
Dat we voor eeuwig in de hemel zullen zingen in een witte jurk, is ook zeker niet mijn overtuiging. Integendeel. Wat Vonk benadrukte, dat de hemel niet onze eindbestemming is, lijkt me ook duidelijk in de bijbel. De hemel komt straks naar de aarde (laatste hoofdstukken van het boek Openbaring). Maar in heel de bijbel gaat het altijd eerst om onze relatie met God Zelf. Johannes 17:3, één van de mooiste teksten in de bijbel, vind ik: “Eeuwig leven is dat (wij) U kennen en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus”. Vooral als je beseft dat kennen niet ‘weten over’ is, maar liefhebben en gekend zijn.  De vorige paus zei het zo: ‘Onsterfelijkheid huist niet in de mens zelf. Ze berust op een relatie (met Jezus MB)’.

(Een mooi artikel van ds. Gert van den Brink (die overigens mijn vader begraven heeft) kun je hier lezen: RE2010_86-02.pdf. Een gezamenlijke uitgave van het weekblad de Reformatie en Opbouw, tegenwoordig Onderweg geheten.)

Het troost me om te weten dat de geesten van mijn geliefden nu al bij God zijn en het goed hebben. Mogen rusten en genieten,  iets wat ze door lichamelijke afbraak niet meer konden. Als ik ze mis vraag ik weleens aan God hen te groeten…

En straks zien we elkaar weer.

Karel Hendrik Sonneveld 1914 –1986

Mijn vader, 20 jaar, 1934
Mijn vader, 20 jaar, 1934

Vandaag zou hij 101 geworden zijn, mijn vader. Betrekkelijk jong gestorven, voor deze tijd tenminste, net na zijn twee-en-zeventigste verjaardag in 1986. Zo lang geleden al. Onze kinderen hebben slechts een vage herinnering aan hem. Behalve de jongste, die zich goed herinnerd aan zijn sterfbed nog een psalmversje gezongen te hebben (in het gebrekkige Nederlands van een Engelssprekende driejarige)

Op sterven

Wij woonden in die jaren in Zuid-Korea. Ik kreeg een telefoontje uit Nederland dat mijn vader op sterven lag. Zijn gezondheid was al jaren zwak, maar er was vrij laat longkanker geconstateerd. Vanwege zijn slechte conditie was een operatie niet mogelijk. Ik vertrok met onze jongste naar Nederland. Echtgenoot bleef achter met de drie andere kinderen, die op school zaten, bijgestaan door onze adjoemoni.

In Nederland aangekomen bleek het iets beter met mijn vader te gaan.  Hij was weer wat gaan drinken waardoor het onmiddelijke sterfgevaar was geweken. Altijd al mager en knokig, schrok ik alsnog van hem, zo intens mager als hij nu was. Een tijd van wachten begon. Beter zou hij niet meer worden. Lang had hij niet meer te leven. Maar geen dokter kon zeggen hoelang het zou gaan duren.

Ik logeerde bij vrienden in de buurt. Ons kleintje mocht daar blijven wanneer ik naar het ouderlijk huis ging. Daar werd een ziekenhuisbed neergezet in de huiskamer en kwam de thuiszorg om mijn vader te wassen en te verzorgen. Maar veel van de rest van de verzorging deden we zelf. Als vijf broers en zussen met mijn moeder. We draaiden een rooster. Ook ’s nachts. Omdat ik van ver kwam en ons dochtertje bij (voor haar) vreemden logeerde, hoefde ik niet in de nachtdienst mee te draaien. Als ik na een late avondwake in mijn koude logeerbed kroop, naast het kleintje, kwam er steevast een warm handje in mijn richting gekropen…mommy, fluisterde ze dan slaperig…Dat maakte de hele moeilijke dag weer goed.

Een lang proces

Het duurde en duurde maar. Mijn moeder raakte uitgeput en wilde graag dat mijn vader naar het ziekenhuis zou gaan. De huisarts raadde het af. Het zou het stervensproces verstoren. In het ziekenhuis moesten ze hem een infuus geven, een sonde voor voeding en alle organen zouden protesteren na weken van nauwelijks gefunctioneerd te hebben. We aanvaardden het advies van onze arts. Hoewel het me een licht ongemakkelijk gevoel gaf. Leed mijn vader nu dorst? Hoe beoordeelde je dat eigenlijk. Pijn had hij niet. Wel was hij erg benauwd en hoestte veel. Eten deed hij niet en heel af en toe nam hij een slokje ergens van. Meestal sliep hij, maar soms kon je een gesprekje voeren. Het vreemde was dat hij steeds bleef vragen wat er met hem was. En dat hij bleef zeggen dat ‘als het maar weer lente wordt, knap ik weer op’.

Over het sterven zelf konden we niet praten. Hij ontkende de ernst van de situatie. pappa (2)Dat herinner ik me als heel vervreemdend. We konden geen afscheid nemen, niet echt terugkijken. Volgens de huisarts was het mogelijk een uitzaaiing naar de hersenen, die hem zo vreemd deed reageren. Hij bleef mijn vader voorhouden dat hij ernstig ziek was en op sterven lag. Heel af en toe, meestal ’s nachts was er even een besef van het einde. Een van mijn broers las een psalm met hem, wel uit eigen beweging, geloof ik.

Kan ik blijven?

Mijn ticket was een maand geldig. Opnieuw een ticket kopen was uitgesloten, zo duur als dat was. Ik begon me zorgen te maken of ik wel aanwezig zou kunnen zijn bij het sterven en alles wat daarop volgt. Zou ik wel kunnen rouwen samen met mijn familie? Of zou ik dat opnieuw moeten missen?  Een aantal jaren daarvoor was een van mijn zwagers plotseling overleden en ik had ervaren dat ik, geografisch zo ver verwijderd van iedereen, daar nooit echt over had kunnen rouwen. Voor rouw heb je anderen nodig, die de persoon net zo hebben lief gehad als jij en hem net zo missen zullen. Op je eentje rouwen is een raar, eenzaam proces.

Een paar dagen voor mijn ticket verliep overleed mijn vader. Ik was erbij en weet nog hoe schokkend het was. Hij stierf in mijn moeders armen, met mijn zus en mij aan het bed. Hij stierf tijdens een hoestbui. Niet rustig en vredig zoals later mijn moeder en schoonmoeder in hun diepe comaslaap. Dat had ik hem achteraf gegund. Palliatieve zorg was er in die jaren nog niet echt.

Veel mensen ervaren aanvankelijk opluchting als één van de emoties na het sterven van iemand met een lang en moeilijk ziekbed. Dat was bij ons allemaal zeker het geval. Mijn vader was een gelovige man die zijn hele leven vol overgave psalmen en gezangen had gezongen en een rotsvast vertrouwen had in zijn Heer en Heiland Jezus Christus. Hoewel gebrekkig en menselijk falend in gedrag en levensstijl (zoals iedereen), was hij een kind van God. Voor hem brak nu eindelijk de tijd van rust en vrede aan, na lange jaren van onrust en zakelijke conflicten die zijn gezondheid hadden aangetast. Ruimte voor opluchting alom dus.

Naar die stad wilde ik terug, Busan Zuid-Korea
Naar die stad wilde ik terug, Busan, Zuid-Korea

Ook de begrafenis heb ik nog mee kunnen maken. Na vier weken was ik verscheurd van binnen. Man en drie kinderen aan de andere kant van de wereld. Geen contact, behalve door brieven en héél af en toe een telefoontje. Onvoorstelbaar voor mensen van nu om te bedenken hóe ver je van elkaar gescheiden was, zonder internet en smartphone. Ik kon nu wel rouwen met mijn familie. Maar nu miste ik mijn man en soulmate, en mijn kinderen, die me konden troosten. Gelukkig was mijn terugreis aanstaande. De dag na de begrafenis liep ik alweer inkopen te doen voor Sinterklaas, om echte Hollandse cadeau’s aan de kinderen te kunnen geven. Ik kon niet wachten tot we samen weer in het vliegtuig konden stappen om de lange reis (23 uur, van deur tot deur, toen) terug te aanvaarden.

Het is allemaal vele jaren geleden, 29 jaar om precies te zijn. Maar het is een ervaring die diep in mijn ziel gegrift staat. Ik besef pas nu dat ik het die maand altijd koud had. En dat dat natuurlijk kwam omdat ik mijn gezin zo miste. Ik werd pas weer warm als ik dat kleine handje voelde ’s nachts….Toch ben ik dankbaar dat ik die maand heb kunnen doorbrengen met mijn vader en mijn familie. Ik heb me afhankelijk gevoeld van God en het heeft me sterker gemaakt in wie ik ben. Dat is een beetje een cliché, maar ik kan er geen andere woorden voor vinden. Juist het alleen doormaken van zo’n moeilijke periode heeft mijn vertrouwen doen groeien dat God er is, ook als ik er alleen voor sta. In dat kleine warme handje ’s nachts, heb ik Zijn Hand gevoeld.

Bloggen is leuk maar soms even niet

don_t-be-a-slave-to-writer_s-blockJa, dan zit je daar opeens weer met een ‘schrijversblok’. Dat overheersende gevoel van ‘alles is al gezegd, wat heb ik er nog aan toe te voegen?’ Als ik eerlijk ben is dat is natuurlijk waar. Niets van wat ik schrijf is super origineel of uniek, het is simpel mijn kijk op dingen, een verhaal over mijn ervaringen. En blijkbaar geef ik bij tijden weer wat anderen voelen of denken, of in ieder geval is mijn weergave interessant genoeg voor een groepje mensen om te lezen. En dat is leuk. En geeft voldoening. Ook al is het soms moeilijk te bedenken waar ik over schrijven wil.

In feite is het bedenken van een onderwerp niet zo moeilijk, maar mijn eigen meetlat ligt soms zo hoog dat ik halverwege het schrijven van een blog ermee ophoud..schrijven is best zwaar. Opnieuw beginnen, schrappen, inkorten, uitbreiden. En soms denk ik, toedeloe, ik ga lekker een detective kijken.

Maar na een inspirerend artikel (€0,95) over bloggen in mijn lijfblad, het Nederlands Dagblad (sommige bloggers schoppen het zelfs zo ver dat ze er hun brood mee verdienen!), voelde ik de vonk weer. Mijn boterham ermee verdienen gaat niet lukken, maar de voldoening van het schrijven is ook een soort loon. Waarom ik er niet aan kan verdienen ligt aan het volgende: om euro’s  te verdienen aan je blog bestaan er  volgens het artikel twee voorwaarden: 1. iedere dag bloggen en 2. focussen op iets wat jou onderscheidt.

En dat focussen, lezers, is mijn probleem.  Ik kan namelijk niet focussen. Daarom is er nog geen meesterwerk verschenen van mijn hand. linus-and-snoopy3Daarom staat ons huis vol met spullen uit alle tijdperken en periodes; en liggen er minstens 4 boeken op een stapeltje waar ik mee bezig ben.  Naast mijn bed en ook beneden. Ik neem me vaak voor hier wat orde in aan te brengen, maar ik zit blijkbaar zo in elkaar. Van veel een beetje. Van weinig alles.

Mijn hoofdinteresses zijn geschiedenis, en kunst in alle vormen en uitingen. Dat zie ik wel terugkomen in de derivaten die mijn bestaan vullen. Genealogie, en vooral de sociale geschiedenis van mijn familie, het verzamelen van oude spullen, vanwege de historie, de boeken die ik lees, de films die ik bekijk. Mijn hart gaat sneller kloppen zo gauw er oude en andere tijden aan te pas komen!

Mijn statistieken laten zien dat de persoonlijke verhalen het hoogst scoren. Familiegeschiedenis, de blogs over de laatste maanden van mijn moeders leven, de blogs over mijn worsteling met depressies. Ook reisverslagen doen het goed. Ook die zijn redelijk persoonlijk, geen tripadvisor blogs.

Dat is denk ik voor mij de beste focus: persoonlijk schrijven over wat ik lees, zie en meemaak: de mooie en de lelijke, de grote en de kleine dingen, in deze tijden of andere tijden.

Wat vinden jullie als volgers van mijn blog?

 

 

Het graf jubelt – Esta Steyn

hetgrafjubeltHet graf jubelt – Kroniek van pijn en genezing na de dood van     een kind
139 pagina’s
Esta Steyn (vertaald uit het Afrikaans)
Uitgeverij Vuurbaak – Plateau
ISBN 978 90 5804 090 9

Als geschenk voor een bijdrage aan een bijbels dagboekje voor volgend jaar, kreeg echtgenoot dit boekje toegezonden. Ik bladerde het wat door om te zien waar het precies over ging, en dit met enige scepsis moet ik eerlijk zeggen. ‘Het graf jubelt’. Ik vond dat een nogal triomfantelijk klinkende titel, als ik in de ondertitel lees waar het over gaat: de dood van een kind. Maar de achterkant van het boekje zegt dat het ook gaat over de worsteling met God van de auteur. ‘Ze schreeuwt en klaagt en is boos op haar God’.

Ik ben gaan lezen en werd geraakt door het tragische verhaal van de dood van niet één, maar twee van de drie zoons van Esta Steyn! Beiden kwamen door een ongeluk om het leven. De eerste zoon verongelukt bij een motorongeluk. Jaren later verdrinkt een tweede zoon tijdens het surfen. Onvoorstelbaar verdrietig. Wat een leed.

De schrijfster verwoordt goed hoe intens haar verdriet is als moeder. Hoe ze schuld ervaart. Had ze niet iets moeten doen, iets moeten laten. Waarom kon zij als moeder haar zoons niet behoeden voor een te vroege dood? Dat is toch je enige roeping als moeder, je kind beschermen tegen de kwade machten van ziekte en dood. Ze beseft dat haar krachten daarin beperkt zijn. En vraagt waarom God haar kinderen dan niet behoedde voor de dood.

De pijn en machteloosheid zijn zeer invoelbaar beschreven. Ik heb de dikke pil Tonio (over de dood van zijn zoon door A.F.Th. van der Heijden) gelezen met mededogen en een idee van hoe het geweest moest zijn, maar er bleef een zekere afstand. Deze moeder schrijft zodat je het lijfelijk ervaart: “Die avond en die hele nacht dacht ze: hij is koud en alleen. Hij heeft niets bij zich. Alleen zijn groene pyjama en zijn pantoffels” (bldz.35). Je zoon achterlaten in dat koude gat in de grond…je wilt hem een deken brengen…Ja dan knijpt bij mij van binnen ook alles samen. Misschien beleeft een moeder dit meer fysiek dan een vader?

Het vertrouwen dat God er is en haar niet alleen laat is, ondanks veel worsteling en twijfel, sterk. De auteur beschrijft een periode van minstens 10 jaar en daar zit tegelijk de zwakte van het boek. Het evenwicht wat iemand eventueel weer terugvindt na zeer traumatische gebeurtenissen zijn moeilijk geloofwaardig samen te vatten in een verhaal van pakweg 130 bladzijdes. Het gaat, voor mijn gevoel, te snel en kan al gauw een gevoel van weerstand oproepen. Zeker wanneer je zelf een kind aan de dood verloren hebt (ikzelf niet) kan het lezen van het boekje ontmoedigen wanneer je nog middenin die strijd met God zit. Aan de andere kant, wie werkelijk met God eruit wil komen kan troost ervaren. Er is licht aan het einde van de tunnel. Deze vrouw getuigt daarvan.

Waken en dromen

SAM_0570SAM_0571

Tien dagen lang was ik in de VS verband met het sterven van schoonmoeder Blanca. Met de hele familie verzameld als in een reünie, waren de dagen vol en druk en duizelde het me soms van de gesprekken en emoties. En van de hoeveelheden kopjes, mokken en glazen die er per dag doorheen gingen, afgezien nog van borden en bestek. Ik lag ’s nachts vaak nog lang klaarwakker in bed.

Ieder familielid is een leven en ieder leven is vol van gebeurtenissen. Vrolijke, moeilijke, verdrietige. Al die levens zijn weer verbonden aan andere levens, van vroeger of nu, partners die kwamen en gingen, men woonde hier en daar (in de VS een onderwerp wat er toe doet, met een land zo groot als Europa) , kortom, de verhalen zijn eindeloos. Alsof het ene verhaal van het sterven van Blanca, vrouw, moeder, oma, grootoma al niet genoeg was…

Maar wachtend op dat sterven en later wachtend op het begraven, is de familie bij elkaar en spreekt en vertelt en herinnert. Zes kinderen, vier jongens en twee meisjes. Geboren in een tijdspanne van tien jaar in het Cambridge (VS) van de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw. Met een opvoeding gericht op het ontwikkelen van talenten, met name creatieve. Muziek, toneel, dans, schilderen, veel cultuur.  Alleen mijn echtgenoot, waarschijnlijk omdat hij de oudste was en dientengevolge leed aan het verantwoordelijkheidsyndroom heeft zich gestort in het serieuze bestaan van de theoloog. De anderen hebben zich allemaal ontwikkeld tot zangers, liedjesschrijvers en musici. Daarnaast beoefenen ze allemaal een of ander beroep dat dient om de rekeningen te betalen.

Tijdens de tiendaagse wake is er dus ook heel wat gezongen en gemusiceerd. In de grote ziekenhuiskamer werd zoveel geluid geproduceerd dat ik met mijn Nederlandse lawaai-angst wel eens bezorgd was of we niet door de ziekenhuisbeveiliging eruit geknikkerd zouden worden, wegens overlast. Amerikanen hebben wat dat betreft weinig last van zorg voor de buren. Mijn schoonfamilie heb ik er niet op kunnen betrappen, tenminste. Maar het was mooi en geweldig dat de gelegenheid er was. Blanca was niet gelukkiger dan wanneer haar kinderen en kleinkinderen met hun instrumenten om haar heen zaten en bij toerbeurt hun liederen zongen.

Voor de Nederlandse tak was dat wel eens lastig. Op Lukas Batteau na kwalificeren wij ons niet op het gebied van muziek of kunst. Althans niet in de uitvoering ervan. Onze talenten zijn wat minder zicht- en hoorbaar! Maar het fenomeen dat velen van ons ZZP’ers zijn was ook wel weer iets heel bijzonders in Blanca’s ogen. In Nederland weten we ondertussen dat daar rijp en groen tussen zit, maar mijn schoonmoeder had grote bewondering voor ondernemerschap. Zelf was ze in haar leven altijd wel bezig met een of ander project of bedrijfje. Voor haar telde vooral dat je dingen met je hart deed. Dat dat wel eens tot een romantisering van de werkelijkheid leidde bij haar maakt niet uit. Haar enthousiasme was roerend.

Tien dagen lag ik ’s nachts lang wakker van de drukte.. Nu ben ik verdraaid ’s nachts zo druk in mijn dromen, dat ik doodop wakker word! Alles komt nu in het kwadraat nog een keer voorbij: Enorme stapels  afwas, grote groepen bezoekers en ik heb niets in huis,  eten koken voor een weeshuis, terwijl ik het gas niet aan krijg, de meest frustrerende situaties….Gelukkig zijn er nu de stille dagen om bij te komen.

Begraven en loslaten

800px-Kings_chapel_boston_2009hOp vrijdag 22 maart, een schitterende, zonnige, maar steenkoude dag hebben we  Blanca Batteau begraven. In haar eigen kerk, King’s Chapel in Boston, is de dienst gehouden, met een liturgie samengesteld in overleg met de familie en op basis van instructies die ze zelf had achtergelaten. Bovenaan de lijst: muziek van de kinderen! De dominee, een vrouw van Japanse origine, heeft een prachtig portret van Blanca geschetst. Hoe trouw ze iedere zondag in de (eeuwenoude) banken zat, gebracht en weer gehaald door haar geliefde Chris, die haar geloof niet deelde. Vele jaren diende ze als verwelkomer, tot ze vanwege haar leeftijd dit moest opgeven.

Kleinkinderen lazen psalm 23, echtgenoot hield een korte overdenking naar aanleiding van Philipenzen 4 en we hebben gezongen. Mooie gezangen. Tussendoor musiceerden de ‘kinderen’, (zoals een moeder haar nageslacht blijft noemen ook al zijn ze allemaal 55+). Liederen waarvan de tekst een diepere betekenis kreeg nu Blanca zelf niet meer, vol trots, mee kon neuriën. Ik bewonderde de broers en zussen. Zingen, jezelf begeleiden en niet in tranen uitbarsten. Dat was tot nu toe nog niet gelukt. Op het moment suprême ging het goed, iedereen zong de sterren van de hemel. Blanca zou gestraald hebben.

mt.auburn

Na de dienst reden we naar, Mt. Auburn Cemetery in Cambridge, de mooiste begraafplaats ter wereld, vogelreservaat en natuurgebied. De begrafenis was besloten dus kon er rond het graf nog eenmaal persoonlijk afscheid worden genomen van deze bijzondere vrouw. Ik memoreerde hoe verlegen en onhandig ik me voelde als jong meisje van twintig toen ik haar voor het eerst ontmoette en nog vele jaren daarna. Zij was petit, Spaans en exotisch. Ik was groot, blond en Nederlands en wist me met mijn figuur geen raad. In de loop van de vier decennia dat ik haar mocht kennen heeft ze me geïnspireerd om met flair te durven leven. Kim noemde het onverwoestbare vertrouwen in haar kinderen en hun talenten als zijn inspiratie, hoewel ze, voegde hij er bescheiden aan toe, ze diezelfde kinderen ook eindeloos idealiseerde. Maar haar positieve geloof in elk van hen was opmerkelijk.

En op die heldere, zonnige, koude dag zakte de kist met het lichaam van Blanca Delia Matos Batteau Fincham in de donkere aarde: Earth to earth, ashes to ashes, dust to dust; in sure and certain hope of the Resurrection to eternal life, through our Lord Jesus Christ.

Wachten en verdragen

Na het sterven van Blanca is er nu een tijd van regelen en wachten aangebroken. Sommige familieleden zijn terug gegaan naar hun eigen huis omdat ze in de buurt wonen, nou ja, voor Amerikaanse begrippen dan. Toch nog wel drie tot vier uur rijden. De anderen, die van de Westkust zijn gekomen en uit Arkansas, blijven tot de begrafenis. Die zal vrijdag 22 maart plaatsvinden. We slapen niet allemaal in hetzelfde huis maar zijn overdag wel veel samen. De sfeer verandert. Was alles voor het sterven gericht op Mom en cirkelden alle emoties om haar op handen zijnde sterven, nu beginnen de normale familiespanningen op te treden. De een vind dat de ander te veel regelt, de ander houdt zich heel lang goed, maar gaat dan plotseling weg, om af te koelen tijdens een wandeling. Men verzoent zich weer. Er gaan honderden verhalen rond, oude foto’s worden bekeken. Weet je nog…., kun je je herinneren dat..? Dat soort verhalen. Plotseling zijn er tranen, om een parfumgeur van Mom die opstijgt uit een kast, een sieraad, een gewoonte die we ons herinneren. ’s Avonds om half zes was borreltijd. Op een houten plank lagen de kaasjes, de toastjes, de druiven en dronk ze haar dagelijkse cocktail, bereidt door Chris die zelf geen alcohol dronk. Toen onze kinderen jong waren, een hemel op aarde want zij kregen coke en chips. Gisteren merkte ik dat ik het houten bord pakte en zocht naar wat er in huis was, puur om de traditie voort te zetten.

De laatste jaren zat ze steevast na het douchen ’s ochtends op haar hoekje van de bank. Eigenlijk was er geen kussen meer, eerder een deuk in het zitoppervlak. Het tapijt onder haar voeten leek meer op een ijsbaantje, zo glad was het geworden door haar schuifelvoetjes. Daar zat ze en vandaaruit regelde ze haar projecten, belde ze eindeloos met al haar kinderen, sommigen dagelijks: Denk je eraaan dat zo en zo jarig is morgen? Denk je aan je medicijnen..? Op de grote tafel stond permanent haar doos met verjaardagskaarten en daar schreef ze de kaarten aan haar uitgebreide familie. Altijd op tijd een kaart. En altijd op tijd de kerstcadeautjes bij ons in Nederland of Korea, zodat we ze met Sint konden geven.

Ze hield ook metersdikke scrapboeken bij van alle activiteiten van haar zelf, haar kinderen, haar kleinkinderen en haar neven en nichten. Alles werd geprint wat via de mail kwam, alle programmaboekjes, alle uitnodigingen, alle foto’s, alles ging in het scrapbook. Over haar vakanties schreef ze verslagen. Geen literair verslag, maar opsommingen. Waar waren ze geweest, wat hadden ze gezien en wat hadden ze gegeten. In haar onleesbaar handschrift. Vervolgens stuurde ze die naar haar kinderen…Die ze dan wel of niet lazen.

Maar haar emails van de laatste 5 jaar werden alsmaar interessanter. Leesbaarder, dank zij de pc, maar ook begon ze te schrijven over vroeger. Haar jeugd als kind van immigranten uit Puerto Rico met een strenge autoritaire vader. Hoe ze haar best moest doen te ontsnappen aan zijn aandacht door haar broertje, die overal mee naar toe moest als chaperon, in het complot te betrekken. Hoe ze opgroeide in het New York van de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw. Fascinerende lectuur.

Aan mijn eigen emoties kom ik nog niet zo toe. Deze familie heeft heftige emoties en neemt veel ruimte in door hun spraakzaamheid, muziek en ervaringen. Ik ben er wel aan gewend geraakt in de loop van bijna 40 jaar en kan er ook van genieten. Maar ik heb de eenzaamheid en stilte nodig om bij mezelf te komen. Die tijd komt wel. Het is nu nog even wachten en verdragen voor iedereen.

 

Flights of Angels

Op de avond van onze derde dag in het ziekenhuis komen de engelen Blanca halen.

De dag begint als de vorige. ’s Ochtends na het ontbijt rijden we naar Mass. General Hospital, zoals we dat nu bijna gewend zijn, nemen de lift naar verdieping 8 en begroeten Mom en wie er op dat moment is. Meestal blijft er iemand slapen in de kamer bij Mom zodat ze niet alleen zal zijn wanneer het moment van sterven komt. Dat zijn onrustige nachten. Het bed is prima, maar de geluiden van een ziekenhuis verstoren een ontspannen slaap. Mom slaapt zeer diep en snurkt en maakt zware geluiden bij het ademhalen, mede door de morfine. Verder ligt ze er rustig bij. Ze beweegt zich niet. De verzorgers verleggen haar om doorliggen te voorkomen.

17 maart is een prachtige dag, koud, maar helder en zonnig. Door de sterke wind voelt het ijzig aan buiten. Het is zondag, maar niets herinnert ons eraan. In het ziekenhuis zijn alle dagen gelijk. Alleen het restaurant sluit om 7 uur in plaats van om 9 uur ’s avonds. Een mini concessie aan de zondagsrust voor het personeel. ’s Middags gaan echtgenoot en ik naar de kerk en worden bijna vermorzeld door de menigte in de subway. Het is St. Patricksday, groen carnaval in Boston. Zo ver verwijderd van die ziekenhuiskamer in Mass. General.

Iemand liet een groot eetbaar boeket bezorgen in het ziekenhuis. In een grote bol boerenkool zitten plastic prikkers met daaraan allerlei soorten fruit. Fantastisch om van te snacken. Iemand anders heeft een enorme bak met ontbijt’koekjes’ neergezet bij de deur. Enorme plakken koek vol met gedroogd fruit, granen en banaan. Inderdaad genoeg voor een ontbijt! De kaarten, telefoontjes en bloemen stromen binnen. Vooral de telefoontjes worden Chris soms te veel. Iedereen bedoelt het goed, maar de vermoeidheid begint toe te slaan. Hij begroet zijn zo geliefde Blanca en zit verslagen naast haar bed. Haar zo te zien doet hem zichtbaar pijn. Zijn sprankelende, altijd bezige en projecten plannende Blanca, roerloos, stervend in een bed. Hadden we maar afscheid kunnen nemen, zei hij de avond daarvoor. Het gebeurde zo plotseling. Op het ene moment zit ze de krant te lezen en het volgende moment is ze weg. Voorgoed.

Diezelfde avond vormen we een kring rondom haar bed en iedereen, op eigen wijze, verzekert haar dat het goed is om te gaan. We hebben haar lief, we weten dat zij ons heeft lief gehad. Maar nu mag ze loslaten. We zullen voor elkaar zorgen. Het zouden de Batteau’s niet zijn als daar ook niet de nodige grappen en grollen tussendoor vliegen.

Chris spreekt als laatste zijn geliefde vers van Shakespeare: May flights of angels sing thee to thy rest (uit Hamlet).

Chris is moe en rond half tien rijden we het korte ritje naar huis. We zijn nog niet zo lang binnen wanneer het telefoontje komt. Kom snel, ze ademt niet meer. Om half elf zijn we weer in kamer 868. Vol familie, verdrietig, opgelucht, huilend en lachend. Maar Blanca is er niet meer.

De engelen hebben haar meegedragen en haar lichaam gaan we vrijdag begraven.

%d bloggers liken dit: