Als de jaren voorbij gaan
Ik denk de laatste tijd veel aan mijn oudste zus Loes, die na jaren van ongelukkig zijn, vergeefs zoekend naar eigen innerlijke kracht, een einde aan haar leven maakte. Het is 29 jaar geleden in juni. 10 maart zou ze 74 jaar geworden zijn. Loes en ik scheelden acht jaar. Toen ze stierf was ik 37 en zij was 45. Ik was jong. Het jongste zusje. Die positie verandert nooit, ook niet wanneer je volwassen bent. Maar wanneer iemand sterft, en jij wordt veel ouder (ik ben nu 66) gebeurt er iets raars. Zij is nu zoveel jonger dan ik. Nu is ze net zo oud als mijn oudste dochter. En ik denk, wat was ze nog jong! En mijn hart doet opnieuw pijn om haar leven en om wat ze niet meer heeft kunnen beleven.
Rouw om wat er niet meer zijn zal
Dat is een van de gezichten van rouw die ik veel beschreven zie in artikelen en boeken, zoals in het prachtige, fijnzinnige en hartverscheurende boekje van P.F. Thomése over de dood van zijn dochtertje als baby van een paar weken oud. Hij kan als geen ander verwoorden wat rouw is. Niet alleen het acute gemis, maar de pijn om wat er nooit was, is en zijn zal. Maar waar je wel op hoopte. Blijkbaar. En naarmate de tijd vordert stapelen die verlieservaringen zich op. Voor een ouder die een kind verliest zó pijnlijk. Niet het eerste lachje van herkenning, niet de eerste woordjes, niet de eerste stapjes en dat gaat zo een leven lang door. Hij/zij zou nu ..-Verlies. Minder rauw wellicht door de jaren heen. Maar toch op gezette tijden steeds weer die mokerslag. Die ervaring wordt nog wel eens vergeten door anderen die (nog) niet door rouw om (jong) gestorven geliefden zijn heen gegaan. Het geldt evengoed voor wie een partner verliest of een ouder. En ook, zeker, voor wie nooit ouder werd of nooit een partner vond. Ook daar is sprake van verlies en rouw, terwijl er nooit een kind of partner was. Dan is het verlies van hoop, een verlangen, een droom. Wat er niet zal zijn kan soms evenveel pijn doen als missen wat er was.
Wat er niet zal zijn kan evenveel pijn doen als missen wat er was.
Herinneringen
Ik heb vaker over mijn zus Loes geschreven. Het gesprek met koningin Maxima waarin ook haar zusje Inés ter sprake kwam bracht Loes weer zo dichtbij dat ik de behoefte voel om over haar te schrijven.
Loes was een zeer intelligente vrouw met een scherpe geest (en tong). Loes deed, als enig meisje, gymnasium B maar ging na haar examen werken als leerling laborante bij Shell, omdat ze zou gaan trouwen. Studeren werd niet verboden, maar ook niet aangemoedigd in ons gezin, denk ik. Mijn vader wantrouwde de universiteit omdat het tot geloofsverlies zou leiden. Wellicht was er ook sprake van financiële barrières? We waren een typisch middenstandsgezin. Hoe dan ook, Loes trouwde met haar jeugdliefde en na verloop van een aantal jaren is ze alsnog gaan studeren. Haar man studeerde in Delft. Zij Nederlandse letterkunde in Leiden. Ik herinner me dat ik voor het eerst iets met haar deelde, namelijk liefde voor taal en boeken. Verder was ik als acht jaar jonger zusje ten diepste bang voor haar. Tegen haar woorden was ik nooit opgewassen en haar temperament beangstigde me. Ze was opvliegend en gauw geïrriteerd. Althans, in mijn beleving. Bij mijn vader riep ze regelmatig woede op en bij mijn moeder een gevoel van machteloosheid, beiden omdat ze haar niet konden weerspreken als ze weer eens een reden had om iets wel of niet te willen doen. Dat leidde tot een ruzieachtige sfeer in het gezin die mij veel angst bezorgde.
Haar eerste man, Gert, vriendje vanaf haar veertiende, was (opnieuw in mijn herinnering) een zachter iemand. Met humor. Wat gesloten. Allengs ontstonden er spanningen in het huwelijk. Mijn zus bewoog zich weg van kerk en geloof. Hoe dat met mijn zwager zat weet ik niet. Alleen weet ik dat hij moeite had met haar nieuwe opvattingen over vrijheid en feminisme. Dat vertelde ze me ooit. Mijn zwager raakte depressief en kreeg behandeling. Werd opgenomen, slikte medicijnen. Midden jaren zeventig weet ik nog dat ze er veel op uit gingen, om weg te zijn van hun bovenwoning in Schiedam, om door de fietstochten afleiding te zoeken. Het was een moeilijke tijd voor beiden.
Het huwelijk liep uit op een scheiding. Ondertussen was Loes lerares Nederlands geworden aan een gymnasium.
Ook haar tweede huwelijk hield geen stand. Dit maakte ik niet mee van dichtbij. Haar tweede man heb ik nauwelijks gekend omdat wij in die periode in het buitenland woonden. Bij een verlof zagen we haar en ik herinner me nog altijd goed hoe lastig ik het vond die eerste paar keer om haar te zien. Ze wilde lange en diepe gesprekken en ik was nog niet zo ver om heel erg naar mezelf te kijken. Ik was vooral vrouw en moeder en het wonen in Korea en het leren van de taal gaven me voldoening en zelfvertrouwen. Ik was niet bezig met ‘zielenroerselen’, zoals zij. Ze was ook niet gelovig en had allerlei opvattingen die ik niet deelde maar ook niet goed kon weerleggen…Kortom ze maakte me erg onzeker en moe.
Kentering
Toen ik ernstig ziek werd in Korea in 1986 en daar in het ziekenhuis lag heeft ze mij verzorgd. Ze was ‘toevallig’ op vakantie bij ons en heeft haar vlucht terug uitgesteld. In die periode is er voor het eerst een echte band tussen ons gegroeid. Ik voelde me een gelijke, voor het eerst in onze relatie. Mijn eigen zelfvertrouwen was blijkbaar zo gegroeid dat ik me niet langer door haar bedreigd voelde. We hebben veel gelachen samen. Echte zussen waren we. Ik heb er hier over geschreven. En hier.
Rouwen kun je niet alleen
Vijf jaar eerder was mijn zwager omgekomen bij een tragisch ongeval waarvan we nooit zullen weten of zijn val in een diepte in Frankrijk een zelfgekozen val was of niet. Ik heb geen afscheid kunnen nemen en ook niet bij zijn begrafenis kunnen zijn omdat we in Korea woonden. Toen heb ik geleerd dat rouwen op je eentje niet kan. Niemand kende hem in mijn naaste omgeving. Alleen mijn echtgenoot, maar ook niet zoals ik hem vanaf mijn jonge kinderjaren kende. Ik herinnerde me geen tijd dat hij er niet was. En nu was hij dood, begraven en weg en ik ben volgens mij niet eens bij zijn graf geweest tijdens het eerste daaropvolgend verlof. Zo niet bestaand leek alles.
Wat is de juiste hulp?
In 1988 keerden we terug naar Nederland waar ik een zieke, diep depressieve zus aantrof. Ik heb zóveel uren tijd besteed aan het luisteren naar mijn zus. Hoe te helpen? Ze draaide al jaren mee (a raison van F300 per maand) in een alternatieve psychologenpraktijk van ene Godefrieda Hoogenraad-Obermann (inmiddels overleden), die predikte dat we in onze kracht moeten leren staan. Godefrieda werd, bedoeld of onbedoeld, haar goeroe. Loes was anti medicijngebruik, zeer gekant tegen het GGZ hulpverlenerscircuit. Het ging om eigen innerlijke kracht aanboren. Hoe wij ook probeerden, de GGZ was taboe. Terwijl wij haar achteruit zagen gaan.
Op het laatst toen ze in een crisisopvang-gezin zat (goede vrienden van ons) is ze zich gaan realiseren denk ik, dat er geen andere mogelijkheid meer was dan professionele hulp te zoeken. Die keuze heeft ze niet willen maken. Na haar (voor nabestaanden zeer traumatiserende) dood vonden we in haar flat het telefoonboek geopend bij de (psychiatrische)Joriskliniek in Delft. Heeft ze nog gebeld?
Zoveel emoties
En dan kom ik weer terug bij Maxima die in het interview zei, dat rouw na zelfdoding van een geliefde gecompliceerde rouw is. Zij en haar familie hadden zóveel gedaan om te helpen. Maar was het de juiste hulp geweest? Had het misschien anders gemoeten? Meer, minder? Je zult het nooit weten. Daarbij is er een enorme mix aan emoties na zo’n gebeurtenis. Pijn. Machteloosheid, boosheid, verdriet. Niet alleen voor jezelf maar voor je vader, je moeder. Het is immers het ergste wat een ouder overkomen kan?
Rouw is altijd ingewikkeld. Dat weet ik inmiddels. Verdriet, gemis om iemand kan op de raarste momenten opeens weer oplaaien. Er is geen fasering en dan langzaam niets meer. Ik weet het van vriendinnen die hun partner verloren. Soms al bij leven door Alzheimer. Het intense gemis kan zomaar oplaaien.
Hevig bewogen
De hevige emotie die Jezus voelde bij het graf van Lazarus. Het staat aangrijpend beschreven in Johannes 11. Ik begrijp dat er in het Grieks staat dat hij ‘hevig bewogen, verbolgen’ was. Dat is wat de dood teweeg brengt. De dood van mens en dier. Ik zag het de afgelopen dagen weer hier bij me thuis. Plotseling lag geliefde kat Ollie dood in de tuin. Hij had een hartafwijking, dat wisten we, maar toch. De tranen gestort om zo’n klein, weerloos dier geven iets weer van de hevige emotie die Jezus voelde bij het graf van Lazarus. Die dood is een vijand. Hij ontregelt het leven en laat je ontredderd achter. Iedere keer weer. Waar is Inés nu, vroeg Matthijs van Nieuwkerken aan Maxima. Ze wist het niet. Jammer, want er is meer troost dan dat ze ‘vast op een plek is waar ze rust heeft’. De belofte van overwinning op die afschuwelijke dood is er. Eens, ooit. Het bewijs? Jezus van Nazareth Zelf. Dat vraagt vertrouwen. Wat zo ontzettend op de proef gesteld kan worden. Maar die twijfels hebben we gemeen met mensen uit het nieuwe testament. Ga dan praten met die en die, zegt Paulus. Of met die 500 mensen die nog in leven zijn en die Hem zelf gezien hebben (1 Korintiers 15:6). Het is geen sprookje, zegt Petrus (2 Petrus 1:16). Jezus was kwaad op de vijand dood en heeft laten zien dat Hij sterker is.
Ik wil dat geloven en me er door laten sterken.
Er is hoop. Ook na de dood.