Rouw doet gewoon pijn

Als de jaren voorbij gaan

Ik denk de laatste tijd veel aan mijn oudste zus Loes, die na jaren van ongelukkig zijn, vergeefs zoekend naar eigen innerlijke kracht, een einde aan haar leven maakte. Het is 29 jaar geleden in juni. 10 maart zou ze 74 jaar geworden zijn. Loes en ik scheelden acht jaar. Toen ze stierf was ik 37 en zij was 45. Ik was jong. Het jongste zusje. Die positie verandert nooit, ook niet wanneer je volwassen bent. Maar wanneer iemand sterft, en jij wordt veel ouder (ik ben nu 66) gebeurt er iets raars. Zij is nu zoveel jonger dan ik. Nu is ze net zo oud als mijn oudste dochter. En ik denk, wat was ze nog jong! En mijn hart doet opnieuw pijn om haar leven en om wat ze niet meer heeft kunnen beleven.

Rouw om wat er niet meer zijn zal

Dat is een van de gezichten van rouw die ik veel beschreven zie in artikelen en boeken, zoals in het prachtige, fijnzinnige en hartverscheurende boekje van P.F. Thomése over de dood van zijn dochtertje als baby van een paar weken oud. Hij kan als geen ander verwoorden wat rouw is. Niet alleen het acute gemis, maar de pijn om wat er nooit was, is en zijn zal. Maar waar je wel op hoopte. Blijkbaar. En naarmate de tijd vordert stapelen die verlieservaringen zich op. Voor een ouder die een kind verliest zó pijnlijk. Niet het eerste lachje van herkenning, niet de eerste woordjes, niet de eerste stapjes en dat gaat zo een leven lang door. Hij/zij zou nu ..-Verlies. Minder rauw wellicht door de jaren heen. Maar toch op gezette tijden steeds weer die mokerslag. Die ervaring wordt nog wel eens vergeten door anderen die (nog) niet door rouw om (jong) gestorven geliefden zijn heen gegaan. Het geldt evengoed voor wie een partner verliest of een ouder. En ook, zeker, voor wie nooit ouder werd of nooit een partner vond. Ook daar is sprake van verlies en rouw, terwijl er nooit een kind of partner was. Dan is het verlies van hoop, een verlangen, een droom. Wat er niet zal zijn kan soms evenveel pijn doen als missen wat er was.

Wat er niet zal zijn kan evenveel pijn doen als missen wat er was.

Herinneringen

Ik heb vaker over mijn zus Loes geschreven. Het gesprek met koningin Maxima waarin ook haar zusje Inés ter sprake kwam bracht Loes weer zo dichtbij dat ik de behoefte voel om over haar te schrijven.

Loes was een zeer intelligente vrouw met een scherpe geest (en tong). Loes deed, als enig meisje, gymnasium B maar ging na haar examen werken als leerling laborante bij Shell, omdat ze zou gaan trouwen. Studeren werd niet verboden, maar ook niet aangemoedigd in ons gezin, denk ik. Mijn vader wantrouwde de universiteit omdat het tot geloofsverlies zou leiden. Wellicht was er ook sprake van financiële barrières? We waren een typisch middenstandsgezin. Hoe dan ook, Loes trouwde met haar jeugdliefde en na verloop van een aantal jaren is ze alsnog gaan studeren. Haar man studeerde in Delft. Zij Nederlandse letterkunde in Leiden. Ik herinner me dat ik voor het eerst iets met haar deelde, namelijk liefde voor taal en boeken. Verder was ik als acht jaar jonger zusje ten diepste bang voor haar. Tegen haar woorden was ik nooit opgewassen en haar temperament beangstigde me. Ze was opvliegend en gauw geïrriteerd. Althans, in mijn beleving. Bij mijn vader riep ze regelmatig woede op en bij mijn moeder een gevoel van machteloosheid, beiden omdat ze haar niet konden weerspreken als ze weer eens een reden had om iets wel of niet te willen doen. Dat leidde tot een ruzieachtige sfeer in het gezin die mij veel angst bezorgde.

Haar eerste man, Gert, vriendje vanaf haar veertiende, was (opnieuw in mijn herinnering) een zachter iemand. Met humor. Wat gesloten. Allengs ontstonden er spanningen in het huwelijk. Mijn zus bewoog zich weg van kerk en geloof. Hoe dat met mijn zwager zat weet ik niet. Alleen weet ik dat hij moeite had met haar nieuwe opvattingen over vrijheid en feminisme. Dat vertelde ze me ooit. Mijn zwager raakte depressief en kreeg behandeling. Werd opgenomen, slikte medicijnen. Midden jaren zeventig weet ik nog dat ze er veel op uit gingen, om weg te zijn van hun bovenwoning in Schiedam, om door de fietstochten afleiding te zoeken. Het was een moeilijke tijd voor beiden.
Het huwelijk liep uit op een scheiding. Ondertussen was Loes lerares Nederlands geworden aan een gymnasium.

Ook haar tweede huwelijk hield geen stand. Dit maakte ik niet mee van dichtbij. Haar tweede man heb ik nauwelijks gekend omdat wij in die periode in het buitenland woonden. Bij een verlof zagen we haar en ik herinner me nog altijd goed hoe lastig ik het vond die eerste paar keer om haar te zien. Ze wilde lange en diepe gesprekken en ik was nog niet zo ver om heel erg naar mezelf te kijken. Ik was vooral vrouw en moeder en het wonen in Korea en het leren van de taal gaven me voldoening en zelfvertrouwen. Ik was niet bezig met ‘zielenroerselen’, zoals zij. Ze was ook niet gelovig en had allerlei opvattingen die ik niet deelde maar ook niet goed kon weerleggen…Kortom ze maakte me erg onzeker en moe.

Kentering

Toen ik ernstig ziek werd in Korea in 1986 en daar in het ziekenhuis lag heeft ze mij verzorgd. Ze was ‘toevallig’ op vakantie bij ons en heeft haar vlucht terug uitgesteld. In die periode is er voor het eerst een echte band tussen ons gegroeid. Ik voelde me een gelijke, voor het eerst in onze relatie. Mijn eigen zelfvertrouwen was blijkbaar zo gegroeid dat ik me niet langer door haar bedreigd voelde. We hebben veel gelachen samen. Echte zussen waren we. Ik heb er hier over geschreven. En hier.

Rouwen kun je niet alleen

Vijf jaar eerder was mijn zwager omgekomen bij een tragisch ongeval waarvan we nooit zullen weten of zijn val in een diepte in Frankrijk een zelfgekozen val was of niet. Ik heb geen afscheid kunnen nemen en ook niet bij zijn begrafenis kunnen zijn omdat we in Korea woonden. Toen heb ik geleerd dat rouwen op je eentje niet kan. Niemand kende hem in mijn naaste omgeving. Alleen mijn echtgenoot, maar ook niet zoals ik hem vanaf mijn jonge kinderjaren kende. Ik herinnerde me geen tijd dat hij er niet was. En nu was hij dood, begraven en weg en ik ben volgens mij niet eens bij zijn graf geweest tijdens het eerste daaropvolgend verlof. Zo niet bestaand leek alles.

Wat is de juiste hulp?

In 1988 keerden we terug naar Nederland waar ik een zieke, diep depressieve zus aantrof. Ik heb zóveel uren tijd besteed aan het luisteren naar mijn zus. Hoe te helpen? Ze draaide al jaren mee (a raison van F300 per maand) in een alternatieve psychologenpraktijk van ene Godefrieda Hoogenraad-Obermann (inmiddels overleden), die predikte dat we in onze kracht moeten leren staan. Godefrieda werd, bedoeld of onbedoeld, haar goeroe. Loes was anti medicijngebruik, zeer gekant tegen het GGZ hulpverlenerscircuit. Het ging om eigen innerlijke kracht aanboren. Hoe wij ook probeerden, de GGZ was taboe. Terwijl wij haar achteruit zagen gaan.

Op het laatst toen ze in een crisisopvang-gezin zat (goede vrienden van ons) is ze zich gaan realiseren denk ik, dat er geen andere mogelijkheid meer was dan professionele hulp te zoeken. Die keuze heeft ze niet willen maken. Na haar (voor nabestaanden zeer traumatiserende) dood vonden we in haar flat het telefoonboek geopend bij de (psychiatrische)Joriskliniek in Delft. Heeft ze nog gebeld?

Zoveel emoties

En dan kom ik weer terug bij Maxima die in het interview zei, dat rouw na zelfdoding van een geliefde gecompliceerde rouw is. Zij en haar familie hadden zóveel gedaan om te helpen. Maar was het de juiste hulp geweest? Had het misschien anders gemoeten? Meer, minder? Je zult het nooit weten. Daarbij is er een enorme mix aan emoties na zo’n gebeurtenis. Pijn. Machteloosheid, boosheid, verdriet. Niet alleen voor jezelf maar voor je vader, je moeder. Het is immers het ergste wat een ouder overkomen kan?

Rouw is altijd ingewikkeld. Dat weet ik inmiddels. Verdriet, gemis om iemand kan op de raarste momenten opeens weer oplaaien. Er is geen fasering en dan langzaam niets meer. Ik weet het van vriendinnen die hun partner verloren. Soms al bij leven door Alzheimer. Het intense gemis kan zomaar oplaaien.

Hevig bewogen

De hevige emotie die Jezus voelde bij het graf van Lazarus. Het staat aangrijpend beschreven in Johannes 11. Ik begrijp dat er in het Grieks staat dat hij ‘hevig bewogen, verbolgen’ was. Dat is wat de dood teweeg brengt. De dood van mens en dier. Ik zag het de afgelopen dagen weer hier bij me thuis. Plotseling lag geliefde kat Ollie dood in de tuin. Hij had een hartafwijking, dat wisten we, maar toch. De tranen gestort om zo’n klein, weerloos dier geven iets weer van de hevige emotie die Jezus voelde bij het graf van Lazarus. Die dood is een vijand. Hij ontregelt het leven en laat je ontredderd achter. Iedere keer weer. Waar is Inés nu, vroeg Matthijs van Nieuwkerken aan Maxima. Ze wist het niet. Jammer, want er is meer troost dan dat ze ‘vast op een plek is waar ze rust heeft’. De belofte van overwinning op die afschuwelijke dood is er. Eens, ooit. Het bewijs? Jezus van Nazareth Zelf. Dat vraagt vertrouwen. Wat zo ontzettend op de proef gesteld kan worden. Maar die twijfels hebben we gemeen met mensen uit het nieuwe testament. Ga dan praten met die en die, zegt Paulus. Of met die 500 mensen die nog in leven zijn en die Hem zelf gezien hebben (1 Korintiers 15:6). Het is geen sprookje, zegt Petrus (2 Petrus 1:16). Jezus was kwaad op de vijand dood en heeft laten zien dat Hij sterker is.

Ik wil dat geloven en me er door laten sterken.

Er is hoop. Ook na de dood.

Herfst en de duizend sneetjes van Corona

Herfst
Ik zag ze lopen onlangs in de bossen bij Katwijk. De gezinnetjes met kinderen, leeftijd peuter en basisschool. Met plastic tasjes, rugzakjes, of andersoortig opbergmateriaal. Vaders en moeders in diverse stemmingen, vrolijk roepend of gefrustreerd omdat peuter weg blijft rennen, de achtjarige die geen zin heeft in wandelen maar wel in een boom wil klimmen, om er niet meer uit te komen. De driejarige die bij ieder sprietje stilstaat en het gezelschap ophoudt. De opa’s en oma’s, met volle teugen genietend, zoveel geduldiger dan ooit met eigen koters. 

In de zakken en tassen verdwijnen de glimmende bolle kastanjes, de groenbruine beukennootjes, de eikeltjes met hun parmantige mutsjes, en alles wat de natuur op dit moment aan herfstoogst voortbrengt. De bladeren vertonen hier en daar wat verkleuring maar nog niet echt intens. Wel is er een overvloed aan bessen. Fel oranje duindoorn- en donkerrode meidoorn bessen. Rozenbottels, kardinaalshoed en vlierbessen. Vogels en andere duinbewoners kunnen hun buik vol eten van het overladen herfstmenu.

Heilzame natuur
We herinneren elkaar glimlachend en een tikje melancholisch aan de tijd dat we zelf met onze kinderen herfstspullen gingen verzamelen voor een schaal op tafel. In de bossen bij Bennekom. De basisschoolleeftijd was het leukst. Die waren enthousiast en kwamen met kilo’s kastanjes en vrachten oranje gekleurde bladeren aan. De pubers vertoonden een zeer nadrukkelijke afkeur voor dit soort escapades. Eenmaal in het bos werd het toch altijd leuk. Er is iets met natuur en buiten zijn dat een mens zo’n goed doet. Voor mij is de drempel hoog. Maar eenmaal buiten leef ik op. Zeker nu ik me al een periode wat vleugellam geslagen voel. 

Ik zag op tv het beeld van een verwondde eend. Zijn vleugel was gebroken door een scherp voorwerp. Hij wilde heel graag wegvliegen maar de gebroken vleugel deed niet meer dan wat doelloos klapperen. Het vliegen lukte niet. Het lijfje spande zich tot het uiterste in, maar verder dan een sprongetje kwam het niet. Zo verging het mij de laatste tijd.

Ik zocht op internet wat vleugellam eigenlijk betekent en kwam als eerste bij de verwijzing naar psalm 42 uit.  ‘Hart onrustig vol van zorgen, vleugellam geslagen ziel’. Die omschrijving is heel raak. En geeft goed de gemoedstoestand weer waarin een ziel, mijn ziel in elk geval verkeren kan. Wel willen maar niet kunnen. Terneergeslagen. Droevig. En ziel en lichaam vormen een geheel dus het heeft zijn weerslag evengoed op mijn lichaam. Vermoeidheid, malaise, alsof ik een zware griep heb gehad.

Rouw en de tweestrijd
Rouw om een goede vriend die in korte tijd een pijnlijke dood stierf als gevolg van een zeer zeldzame huidziekte, te laat ontdekt door de drukte rondom corona,  de erbarmelijke situatie van vluchtelingen. En daaronder de laag van pijn om de zelfmoord van mijn zus lang geleden, die weer kwam boven drijven. Immer onverwacht. Nooit direct. Maar de pijn vormt een ondergrond. Soms keurig als een diepe aardlaag, op een plekje waar ik niet vaak spit. En dan opeens (zo lijkt het) komt het weer aan de oppervlakte. Als een deur van een donkere kamer, die je liever dicht houdt, die openspringt door een tochtvlaag. Die kamer is donker omdat het de plaats is van verlatenheid, waar niemand is om te helpen. Waar geen mens meer komt, zelfs God niet, zo lijkt het, want daar beneemt een zus zich uit wanhoop het leven. Het is daar zo duister dat ik er altijd bang voor gebleven ben. 

Sommige periodes in mijn leven vecht ik met een donkere vijand die  lonkt en zegt dat ik het ook niet redden ga. Die mij mijn geloofsvreugde wil benemen. Die meent dat ik maar een rol speel, die meent mij ‘echt’ te kennen. 
In psalm 42 spreekt iemand die de ik beschuldigt, de scepticus, die de ik wil laten twijfelen aan Gods welwillendheid. Aan zijn nabijheid. De ik klampt zich vast aan Gods beloftes en herinnert zichzelf aan eigen helende ervaringen uit het verleden. Een tweestrijd. Een debat. Dat debat herken ik. Het gevecht met die scepticus. Die steeds maar ‘het zal wel’ en ‘denk je nou echt?’ fluisteraar. Heel uitputtend.

Wat mis ik de kerk en het zingen
Er is de droefheid omdat het op deze aarde zo ontstellend mis kan gaan. In het leven van geliefden, van de mensheid in het algemeen en in dat van samenlevingen. En er is door corona het pijnlijke gemis van kerk en samenkomsten. Waar ik me kan laven aan beloftes en steun die ik niet uit eigen kracht hoef op te pompen. Een kerkdienst is als een rivier die stroomt, waar ik mag rusten als ik moe ben en waar het heil me wordt aangereikt als een verkwikkende drank (ja, psalm 23). Mijn broers en zussen, meestal zonder dat ze het beseffen, zijn vaak tot troost. Zo werkt de Geest. Het is Gods vrede, Zijn shalom. En zingend kan een mens soms uitstijgen boven getob en gepieker. Oh, wat mis ik dat zingen!

Wat doet corona met je, vroeg iemand een goede vriendin. Het was in Amerika. It is ‘wounding’, antwoordde ze. Het bezeert me. En dat is het. Corona is als een scherp voorwerp dat je telkens weer op een andere plek een beetje pijn doet. Kleine sneetjes kunnen gemeen zeer doen. En veel kleine sneetjes is heuse pijn. Elkaar niet zien, niet kunnen omarmen, vooral bij groot verdriet. Of vreugde.
Het is een kale tijd en een onzekere tijd. Ik mis ook het reizen naar verre oorden en familie en goede vrienden daar. Een luxeprobleem in zekere zin maar wel een gemis om mee om te gaan. 

Cocktail
Zo is het een hele cocktail geworden. Herkenbaar voor velen, denk ik. Op onderdelen. Mijn les de afgelopen maanden, geoefend met steun van een hulpverlener, is dat verdriet niet ingeslikt (kom op, verman je!) maar gedeeld mag worden. Niet eerst beoordeeld op legitimiteit (mijn zus stierf toch al 30 jaar geleden, de situatie op Lesbos is toch veel erger enz.) voordat je iemand er wat over vertelt, maar gevoeld en gedeeld mag worden in al zijn rauwheid voordat je het weer relativeert. Die tussenstap, van ‘mogen ervaren’ van negatieve emoties (hoe modern therapeutisch het ook klinkt,) is in het voorkomen van depressies (in mijn geval) een belangrijke. 

Davids (en Jobs!) klachten en klaagzangen staan tenslotte ook voor iedereen leesbaar in de bijbel…Ik lees het boek Job in de vertaling van the Message en schrik er soms van hoe direct Job God durft aan te klagen. De beloftes van Gods shalom zijn waar en troostvol. Maar ons verdriet heeft een plek, ook in de bijbel. Gelukkig maar.

Hier is een prachtige vertolking (engels) van psalm 42 door Shane and Shane.

Afscheid nemen – alweer

Naarmate ik ouder word begint het aan te tikken, de keren dat ik afscheid moet nemen van geliefden. Het afscheid nemen van ouders, wederzijds, is onvermijdelijk. Hoewel je er toch nooit echt op bent voorbereid wanneer het ogenblik daar is, heb ik wel ervaren. Veel bleef ongezegd en vragen onbeantwoord. En missen doe ik ze zeker bij tijden.
Het overlijden van mijn beide zwagers was moeilijker omdat ze beiden als oudere broers waren voor me en jong stierven. 35 en 46 jaar waren ze. Te vroeg. Te jong. Mijn oudste zus stierf eveneens jong, op 46 jarige leeftijd. Haar zelfgekozen dood liet een kras achter op mijn ziel die bij tijden pijnlijk opspeelt. Ik moest weer aan hen denken vanwege het overlijden van een goede vriend, na een kort, maar hevig ziekbed. Het sterven van een geliefde is als een stortbui die de grond los woelt en bovenlagen wegspoelt.

Ik herlas sommige van mijn blogs over rouw en verdriet na het sterven. Ik werd getroffen door wat ik schreef na het overlijden van mijn schoonmoeder. Op verzoek van mijn schoonvader hebben we toen direct alle sieraden, sieradendoosjes, kleding en andere persoonlijke dingen uitgezocht en verdeeld. Het voelde ongepast, zo snel, maar mijn schoonvader was pragmatisch. Met het gezin verspreid over Amerika en Nederland zou er niet gauw een gelegenheid komen dat we weer allemaal bij elkaar zouden zijn.

Blanca’s sieradendoosjes

Op een gegeven moment word het opruimen mij teveel en ga ik wandelen om meer grip te krijgen op mijn emoties. Ik zit wat op slot en schrijf dan het volgende:

Ik dacht aan alle sieradendoosjes die door mijn handen waren gegaan. En ik realiseerde me dat  deze wandeling, dit alleen zijn met het water, me eindelijk bij het doosje bracht wat nog dicht zat, maar (knarsend en wel) open wilde. Ergens in een kamer van mijn ziel bewaar ik dat doosje met het verdriet om geliefden die al eerder stierven. Het verdriet om Blanca kon ik pas ervaren als dat deksel er af kwam.  Dat gaat meestal moeizaam, want de inhoud is  donker. Ik voelde echter aan mijn lijf dat het gebeuren moest.

Ik ben dus maar gaan zitten met het weidse uitzicht op het water en heb het ondergaan. Het verdriet om de geliefden die ik mis. Niet altijd bewust, maar wel op de achtergrond. Sommigen veel te jong gestorven. Het is uiteindelijk de pijn om de vergankelijkheid van het leven. De pijn omdat het altijd weer op sterven uitloopt. Op afscheid nemen en ‘afgesneden zijn’ (Vasalis). De schreeuw uit de diepte van psalm 130. Even geen uitzicht hebben op Pasen.

Dat, dat doosje-met-inhoud, dat ging vandaag weer open. Na het sterven van die goede vriend, een week geleden. Verdriet is zo complex, zo onontwarbaar.

Misschien is het de hoeveelheid liefde wel die de schade van verlies en pijn beperkt en omdraait. Liefde niet als zoetig sentiment, maar liefde zoals God die voorleefde. In mee- lijden, in mee-voelen, in mee-dragen, in mee-huilen, in mee-booszijn. Was Jezus niet geweldig kwaad ook op de dood, toen Hij bij het graf van zijn vriend Lazarus stond?

Rouwen is blijkbaar nooit helemaal over. Het verdriet verraste me. Het is raar dat het moeilijk blijkt mezelf toe te staan dat te ervaren. Ik kom aan met argumenten waarom het allemaal zo erg niet is. ‘Lang geleden’, ‘maar een vriend’ enzovoort.

Maar gevoelens zijn er. Die redeneer je niet weg. Dus ik laat de rouw maar weer even toe. Om mijn vader en moeder, om Blanca, om Gert, om Hemmo, om Loes. Om Jonathan en Tristan, twee jongetjes uit de gemeente die we als baby’s in een grafje moesten achterlaten, wat me diep heeft aangegrepen. En om Guust. Om het ingrijpende van de dood. Om het gemis. Om wat hier op aarde er niet meer zal zijn. En ik ben ook kwaad omdat het steeds weer op afscheid nemen uitloopt. Overal en bij iedereen. Kan het nou eens afgelopen zijn?

Dat Lazarus uit zijn graf kwam lopen is de hoop onder mijn bestaan. Hij is weer gestorven, dat is waar. Maar Zijn goede vriend Jezus niet. Door Hem konden we Guust zachtjes aan zijn sterfbed toezingen:
Ga met God en Hij zal met je zijn,
in Zijn liefde jou bewaren,
in de dood jouw leven sparen
Ga met God en Hij zal met je zijn

Ooit komt die tijd van nooit meer afscheid hoeven nemen.

De doden en mijn dromen

Komt het door de dagelijkse melding van het aantal gestorvenen tijdens deze coronacrisis?
Komt het door het nieuws dat iedere dag weer meldt hoe nijpend de situatie is in Spanje, Italië en New York? Hoe schrijnend het is in Nederland voor zieken op de IC die alleen sterven?
Maar de laatste weken droom ik steeds over geliefden die gestorven zijn. Sommigen al lang geleden. Haarscherp zijn ze aanwezig. Ik zie en voel ze. Zoals mijn zwager die in 1980 overleed op 35-jarige leeftijd door een tragisch ongeval.

Als een broer

Mijn zwager was als een broer voor me. Ik was vijf of zo toen mijn zus al jong (ze was veertien, denk ik) verkering kreeg met hem. Hij was er gewoon altijd bij in mijn herinnering. Op zondagen na de kerk bij het koffiedrinken, met vakanties. Als een lid van de familie. Hij was vriendelijk, droog en maakte me aan het lachen.

Mijn zus en hij trouwden in 1968, op een snikhete dag in wat volgens mij de  warmste zomer ooit was tot dan toe. Ik was twaalf of dertien en zo trots als een pauw. Ik droeg een lange jurk en een hoed en mocht tafeldame zijn van een van de broers van mijn zwager. Mijn eerste bruiloft. Een dag om nooit te vergeten.

Eind 1979, begin 1980, zouden echtgenoot en ik naar Zuid-Korea gaan voor een langere periode. Zo’n vertrek was toen ingrijpender dan nu, met als enige mogelijkheid tot communicatie brieven schrijven. Telefoneren alleen in uiterste gevallen. Het was duur en de verbinding was slecht. 

Mijn zus en zwager waren toen al een paar jaar gescheiden, maar ik had nog steeds contact met hem. Het ging (psychisch) niet goed met hem. We zijn nog een dag naar de dierentuin geweest, met ons dochtertje. Ik weet niet goed meer wanneer we elkaar voor het laatst zagen.

Hoe rouw je op afstand?

Toen, na onze eerste paar maanden in Korea, kwam het telefoontje. Hij is overleden. Een tragisch ongeval. Een week later ontvingen we nog een kaart van hem, geschreven vanuit Parijs…Geschreven en verstuurd vlak voor zijn dood. Hoe bizar was dat.

Hoe rouw je wanneer je alleen bent, zonder andere familie en vrienden die hem een levenlang kenden? Hoe rouw je wanneer je geen afscheid kunt nemen? Hoe rouw je wanneer je niet samen met anderen een geliefde kunt begraven? Vragen die nu met het coronavirus ook gesteld worden. Ik heb er geen antwoord op. Ik zat aan het andere einde van de wereld, zelf verwikkeld in een enorme aanpassing aan de Aziatische cultuur. Je schrijft brieven aan iedereen, leeft mee, maar tot op de dag van vandaag heb ik het gevoel niet echt gerouwd te kunnen hebben.

En dan is er opeens die droom. Hij is er, staat in de kamer en ik vlieg hem om de hals. Mijn grote broer! Ik schreeuw het uit van blijdschap dat ik hem weer zie. Ik heb je zo gemist! Ik voel geen verdriet, maar blijdschap. Hij is er weer. Maar bij het wakker worden is hij weer weg.

Ik leef mee met de nabestaanden van hen die nu sterven en die er niet bij kunnen zijn. Die niet het gezicht kunnen strelen van de geliefde die hen verlaten gaat. Die niet nog eens kunnen zeggen hoeveel diegene in hun leven betekend heeft. Die geen tranen kunnen storten omdat alles zo vervreemdend is. Die niet een laatste groet kunnen brengen aan het graf en zich niet kunnen laven aan de warmte van wie mee-lijden. 

Goede Vrijdag en Pasen

Dat God Zich over ons allen ontfermen mag. Ik geloof dat Hij er bij is. Ook als het niet zo voelt of lijkt. Het troost me om te weten dat Jezus stierf in eenzaamheid, verlaten van God en mens. Hij weet hoe dat is. Maar straks is het Pasen. In de vroege ochtend stond Hij op, zag Maria Hem, mocht hem aanraken! Zo’n ontroerend moment vind ik dat. Ze denkt dat Hij de tuinman is, maar aan Zijn stem en de manier waarop Hij haar naam noemt herkent ze Hem. Rabboeni, zegt ze dan…wat zal ze gevoeld hebben? Het doet me een beetje denken aan mijn droom: Mijn grote Broer! Je bent er weer! Ik heb je zo gemist!

De dood is er. En we hebben verdriet en we rouwen zo goed en kwaad als het kan. Maar de dood is overwonnen. Straks vieren we Goede Vrijdag en Pasen. Die belofte geeft me troost.

Broodjes kreeft en de kornoelje

Ik ben voor een periode in Boston, bij schoonvader Chris. Hoogbejaard maar nog scherp en betrokken bij de wereld en wat er in omgaat. Beperkt door een recente valpartij, waarbij hij een arm brak en door  ruggewervels die veel pijn veroorzaakten. Door een chirurgische ingreep zijn de wervels op elkaar ‘geplakt´ waardoor de pijn weg is. Wel is het lichaam stijver en minder mobiel geworden. Aanvankelijk aan huis gebonden, is hij nu zover dat we met een rollator weer een eind kunnen lopen buiten. Door osteoperose is zijn lange lichaam gekrompen en loopt hij gebogen. Maar hij loopt weer!  Langzaam, maar toch.

20140521_163955Vandaag wandelden we naar  Hook’s Lobster, een (historische) viskraam waar Chris al jaren verse vis en broodjes kreeft haalt. Heel lang (tijdens het leven van schoonmoeder) was dit een zondagse traditie wanneer we op bezoek waren: Echtgenoot, moeder Blanca en ik werden afgezet bij de kerk voor de ochtenddienst. In de tijd dat wij in de kerk waren reed Chris, die niet naar de kerk gaat, naar huis, haalde vier broodjes kreeft en haalde ons vervolgens weer op. Weer thuisgekomen maakte hij de broodjes klaar zoals hij ze het lekkerst vond. Ik vond er nooit zoveel bijzonders aan, proefde meer mayo dan kreeft, maar de traditie was bijzonder.

De broodjes kreeft die we vandaag haalden waren omgeven met een gevoel van nostalgie. Maar drie broodjes kopen leek niet juist. Het cijfer drie schuurt nog altijd na het sterven van (schoon)moeder Blanca.

Op weg naar de viskraam lopen we door het langgerekte park dat in de plaats van een gruwelijk lelijk viaduct gekomen is. Dwars langs de flat waar schoonouders wonen en midden door de stad liep, als een giftige slang, een groen monster op pilaren. Op het viaduct scheurde nacht en dag verkeer voorbij. Het lawaai en de stank waren vreselijk. Na twintig jaar werk en vele miljarden dollars (!) was er een tunnel. Op de vrijgekomen grond is een prachtig park aangelegd. Wat een schitterende verbetering was dat. Zoals veel in Amerika is er van alles in het park gefinancierd door particulieren. Zo kun je een tegel kopen, met je naam erop, voor $500. Veel mensen leggen een tegel om een geliefde te gedenken. Of puur om het parkinitiatief te ondersteunen.

20140521_152943

In het park staat ook een boompje. Een kornoelje. Geplant ter ere van en in herinnering aan schoonmoeder Blanca die veel betekend heeft voor de buurt en de ontwikkeling van het park. Als we gaan wandelen, gaan we er steeds even langs om Blanca gedag te zeggen, zoals schoonvader het noemt. ‘I miss you’, zegt hij dan zachtjes.

 

Home en thuis

Home. Een gevleugeld woord in ons gezin. Sinds de film ET, waarin het vertederende en komische buitenaardse wezentje terecht komt op planeet aarde en met zijn vinger blijft wijzen naar boven, naar de planeet waarheen hij terug wil: Hoooommme, ET hooooommme…!

Sindsdien gebruiken wij het woord in die betekenis. Als we ergens klaar mee zijn. Hoe leuk het verder ook was, hoe nuttig, hoe interessant, er komt dat moment waarop we elkaar aankijken en alleen maar ‘hoooomme’ hoeven te zeggen om te weten dat het menens is: echt tijd om naar huis te gaan. Echtgenoot, die altijd langer door kan dan ik, verzet geen stap meer als ik verlangend en smekend dat woord uit. Hooomme!

‘Home’ is niet: op tijd thuis zijn voor het eten, op tijd om nog wat andere klusjes af te maken, op tijd voor de oppas (vroeger), op tijd voor andere afspraken. Dan is het gewoon: tijd om naar huis te gaan. ‘Hooome’ is verlangen naar Thuis, naar rust, naar alles wat bij thuis hoort: geuren in de tuin, geluiden, plekken en gevoelens. Veilig. Weg van vreemden en anderen. Geborgen, omringd met vertrouwde en geliefde voorwerpen. Omringd met geliefden. Home.

Al dagen volg ik op TV en internet het nieuws over de repatriëring van de slachtoffers van vlucht MH 17 uit Oekraïne. Niet continu, maar met regelmaat. Ontzetting, verbijstering, ongeloof, verdriet, wanhoop, allemaal woorden die door de ether vliegen. Persoonlijke verhalen van overledenen brengen het drama dichterbij, geven het een gezicht. Maar toch. Hoe rouw ik zelf? Ik die niet persoonlijk betrokken ben, maar wel geraakt. Wat als mijn kind, mijn partner, collega, buurman/vrouw, broer of zus daar zou liggen, op dat brandend hete korenveld..? Als ik al die vreselijke details zou moeten toepassen op hun lichamen, hun bezittingen misschien zou herkennen..?

Maar die voorstelling laat ik niet toe, nou ja een moment, even, om iets van die zwaarte te voelen. Maar ik laat me er niet in meeslepen. Dus blijven mijn ogen droog, hoewel mijn hart huilt. Ik zie Maxima die de hand van Willem Alexander vasthoudt tijdens de indrukwekkende ceremonie op het vliegveld van Eindhoven, waar de eerste 40 kisten met slachtoffers gisteren aankwamen, en dat ontroert. Ik hoor de uitroep van een wanhopige nabestaande als de eerste kist uit de buik van het vliegtuig verschijnt.  Ik zie minister Timmermans met de armen om een nabestaande heen, terwijl ze duidelijk samen snikken. Ik zie de hand van minister Hennis later op de schouder van minister Timmermans, troostend. Ook dat ontroert.

De de lange stoet van 40 rouwwagens vertrekt, richting Hilversum. Met duizenden mensen langs de kant van de wegen, op de viaducten en vluchtstroken. En dan is er onderweg opeens dat ene spandoek. Op een viaduct opgehangen terwijl de stoet voorbij komt. Dan hangt daar zomaar een banner, met daarop in grote letters ‘HOME’  geschreven. Plotseling rollen de tranen over mijn wangen. Home. Na alle ellende en gesol en gedoe en onzekerheid en het ondragelijk lange wachten voor nabestaanden. Na dagenlang onbeschermd in een oorlogsgebied gelegen te hebben. Na in zakken, gestapeld in een soort Auschwitz-achtige treinwagons, vervoerd te zijn, zijn de gestorven geliefden eindelijk waardig en eervol ontvangen. Met diep respect voor hun geschonden lichamen.

Ze zijn nu in ieder geval thuis. HOME.

 

 

 

 

Het graf jubelt – Esta Steyn

hetgrafjubeltHet graf jubelt – Kroniek van pijn en genezing na de dood van     een kind
139 pagina’s
Esta Steyn (vertaald uit het Afrikaans)
Uitgeverij Vuurbaak – Plateau
ISBN 978 90 5804 090 9

Als geschenk voor een bijdrage aan een bijbels dagboekje voor volgend jaar, kreeg echtgenoot dit boekje toegezonden. Ik bladerde het wat door om te zien waar het precies over ging, en dit met enige scepsis moet ik eerlijk zeggen. ‘Het graf jubelt’. Ik vond dat een nogal triomfantelijk klinkende titel, als ik in de ondertitel lees waar het over gaat: de dood van een kind. Maar de achterkant van het boekje zegt dat het ook gaat over de worsteling met God van de auteur. ‘Ze schreeuwt en klaagt en is boos op haar God’.

Ik ben gaan lezen en werd geraakt door het tragische verhaal van de dood van niet één, maar twee van de drie zoons van Esta Steyn! Beiden kwamen door een ongeluk om het leven. De eerste zoon verongelukt bij een motorongeluk. Jaren later verdrinkt een tweede zoon tijdens het surfen. Onvoorstelbaar verdrietig. Wat een leed.

De schrijfster verwoordt goed hoe intens haar verdriet is als moeder. Hoe ze schuld ervaart. Had ze niet iets moeten doen, iets moeten laten. Waarom kon zij als moeder haar zoons niet behoeden voor een te vroege dood? Dat is toch je enige roeping als moeder, je kind beschermen tegen de kwade machten van ziekte en dood. Ze beseft dat haar krachten daarin beperkt zijn. En vraagt waarom God haar kinderen dan niet behoedde voor de dood.

De pijn en machteloosheid zijn zeer invoelbaar beschreven. Ik heb de dikke pil Tonio (over de dood van zijn zoon door A.F.Th. van der Heijden) gelezen met mededogen en een idee van hoe het geweest moest zijn, maar er bleef een zekere afstand. Deze moeder schrijft zodat je het lijfelijk ervaart: “Die avond en die hele nacht dacht ze: hij is koud en alleen. Hij heeft niets bij zich. Alleen zijn groene pyjama en zijn pantoffels” (bldz.35). Je zoon achterlaten in dat koude gat in de grond…je wilt hem een deken brengen…Ja dan knijpt bij mij van binnen ook alles samen. Misschien beleeft een moeder dit meer fysiek dan een vader?

Het vertrouwen dat God er is en haar niet alleen laat is, ondanks veel worsteling en twijfel, sterk. De auteur beschrijft een periode van minstens 10 jaar en daar zit tegelijk de zwakte van het boek. Het evenwicht wat iemand eventueel weer terugvindt na zeer traumatische gebeurtenissen zijn moeilijk geloofwaardig samen te vatten in een verhaal van pakweg 130 bladzijdes. Het gaat, voor mijn gevoel, te snel en kan al gauw een gevoel van weerstand oproepen. Zeker wanneer je zelf een kind aan de dood verloren hebt (ikzelf niet) kan het lezen van het boekje ontmoedigen wanneer je nog middenin die strijd met God zit. Aan de andere kant, wie werkelijk met God eruit wil komen kan troost ervaren. Er is licht aan het einde van de tunnel. Deze vrouw getuigt daarvan.

Begraven en loslaten

800px-Kings_chapel_boston_2009hOp vrijdag 22 maart, een schitterende, zonnige, maar steenkoude dag hebben we  Blanca Batteau begraven. In haar eigen kerk, King’s Chapel in Boston, is de dienst gehouden, met een liturgie samengesteld in overleg met de familie en op basis van instructies die ze zelf had achtergelaten. Bovenaan de lijst: muziek van de kinderen! De dominee, een vrouw van Japanse origine, heeft een prachtig portret van Blanca geschetst. Hoe trouw ze iedere zondag in de (eeuwenoude) banken zat, gebracht en weer gehaald door haar geliefde Chris, die haar geloof niet deelde. Vele jaren diende ze als verwelkomer, tot ze vanwege haar leeftijd dit moest opgeven.

Kleinkinderen lazen psalm 23, echtgenoot hield een korte overdenking naar aanleiding van Philipenzen 4 en we hebben gezongen. Mooie gezangen. Tussendoor musiceerden de ‘kinderen’, (zoals een moeder haar nageslacht blijft noemen ook al zijn ze allemaal 55+). Liederen waarvan de tekst een diepere betekenis kreeg nu Blanca zelf niet meer, vol trots, mee kon neuriën. Ik bewonderde de broers en zussen. Zingen, jezelf begeleiden en niet in tranen uitbarsten. Dat was tot nu toe nog niet gelukt. Op het moment suprême ging het goed, iedereen zong de sterren van de hemel. Blanca zou gestraald hebben.

mt.auburn

Na de dienst reden we naar, Mt. Auburn Cemetery in Cambridge, de mooiste begraafplaats ter wereld, vogelreservaat en natuurgebied. De begrafenis was besloten dus kon er rond het graf nog eenmaal persoonlijk afscheid worden genomen van deze bijzondere vrouw. Ik memoreerde hoe verlegen en onhandig ik me voelde als jong meisje van twintig toen ik haar voor het eerst ontmoette en nog vele jaren daarna. Zij was petit, Spaans en exotisch. Ik was groot, blond en Nederlands en wist me met mijn figuur geen raad. In de loop van de vier decennia dat ik haar mocht kennen heeft ze me geïnspireerd om met flair te durven leven. Kim noemde het onverwoestbare vertrouwen in haar kinderen en hun talenten als zijn inspiratie, hoewel ze, voegde hij er bescheiden aan toe, ze diezelfde kinderen ook eindeloos idealiseerde. Maar haar positieve geloof in elk van hen was opmerkelijk.

En op die heldere, zonnige, koude dag zakte de kist met het lichaam van Blanca Delia Matos Batteau Fincham in de donkere aarde: Earth to earth, ashes to ashes, dust to dust; in sure and certain hope of the Resurrection to eternal life, through our Lord Jesus Christ.

Last Reunion

photoEn zo zitten we allemaal weer in een kamer bij elkaar. De familie. Net als we in 2011 in Lenox, VS, onze reünie hielden. De broers en zussen, sommige neven en nichten, aanhang. Het is even lawaaierig en luidruchtig als altijd. Sommigen spelen gitaar, we zingen, oude anekdotes doen de ronde en er wordt keihard gelachen. Dan slaan de emoties weer toe, de een na de ander barst in tranen uit. Om de beurt zitten we naast haar bed, houden haar hand vast. In het midden van de kamer staat namelijk het  sterfbed van Blanca, de Mater Familias van deze familie. Geen betere omgeving dan deze voor haar om haar laatste weken, dagen, uren door te brengen. Al haar baby’s bij elkaar. Haar zes kinderen. Ze is 91 jaar en ze heeft 67 jaar gezorgd voor haar zes kinderen, hun partners, haar kleinkinderen en zelfs achterkleinkinderen. .  

Voelen doe je met je lijf

‘Ik was misselijk en duizelig en moest van mijn fiets afstappen zo ellendig voelde ik me. Ik realiseerde me dat ik boos was en dat het zich zo bij mij manifesteerde’, aldus een goeie vriendin laatst.

‘Het voelde alsof ik met een mes van mijn buik tot aan mijn hals werd opengereten, zo’n pijn voelde ik’, een citaat van een weduwe uit een filmpje over rouw en verdriet.

Het is alsof er een zware steen op mijn borst ligt, waardoor ik niet goed kan ademhalen, alsof er een zwaar gewicht aan mijn voeten hangt, zo moe ben ik, alsof mijn tong drie keer zo dik is, zo moeilijk krijg ik een woord uit mijn mond‘, een beschrijving van iemand die depressief is.

Emoties voelen doe je blijkbaar met je lijf. Alle uitdrukkingen in onze taal ten spijt dacht ik lang dat emoties zich ergens anders afspeelden dan in mijn lichaam. Emoties zijn immers ‘geestelijk’, iets van de psyche, dus dat is een andere dan een fysieke ervaring.

Iets ligt als een steen op de maag, het komt je de strot uit, het lood in de schoenen hebben, een waas voor de ogen hebben, ergens de buik vol van hebben, niet lekker in je vel zitten, wie er meer uitdrukkingen paraat heeft mag het zeggen. Waar kunnen we anders mee voelen dan met ons lichaam? Het is het enige instrument dat ons in staat stelt te beschrijven én te signaleren wat er met ons gebeurt. Je lichaam vertelt je feilloos wat je gevoelens zijn.

Andersom is het natuurlijk niet zo dat iedere lichamelijke sensatie eigenlijk een verborgen emotie is. Voor mij was het echter een verbijsterende ontdekking dat gevoel en ervaring zo fysiek en lijfelijk zijn. Dat depressie ook voelt als een stevige griep, dat boosheid zich kan uiten in verlamming, duizelingen, misselijkheid, dat verdriet als een pijnlijke bonk in je borstkas klopt waar je letterlijk benauwd van kan zijn.

Waarom ik dit schrijf? Omdat, anders dan bij werkelijk lichamelijke aandoeningen, erover praten een enorme (tijdelijk, maar toch)verlichting van de ervaren pijn kan geven. Puur het kunnen delen met een ander van datgene wat je ervaart kan de mate van pijn verlichten. Dat is het verschil met ‘echte’ maagpijn, hartfalen, benauwdheid en andere ziektes. Dan zal praten niet helpen. Beter om naar de dokter gaan.

Maar die andere pijn, die moet gedeeld. Geef daarom mensen met verdriet, pijn, boosheid over geleden onrecht of depressie de ruimte om te vertellen. Gewoon. Dat. Ruimte, belangstelling en een luisterend oor. Oplossingen zijn niet direct nodig. Praat zelf maar niet teveel, maar als je het kunt, geef iemand ruimte en aandacht. Het maakt verschil, echt!

Ook dat voel je met je lijf.

%d bloggers liken dit: