Vergeetwoord, Rynbende en mijn vader

Tantjem

Vergeetwoord. Het is een rubriek in de Taalstaat , een radioprogramma van de NPO op zaterdagochtend, gepresenteerd door Frits Spits. Gewone, ouderwetse, heerlijke radio. Er komen veel woorden voorbij die ik herken en zelf nog gebruik. Vorige week was er een mij onbekend woord, namelijk ‘mullen’. Niet als in het ‘mulle zand’, maar als een karakterisering van een moeilijk, zeurderig iemand. Een mul iemand. Leuk. Je kunt je het voorstellen, de moeizame gang door mul zand en dat dan als metafoor van het optrekken met een persoon die klagerig is. Ik ken wel een paar mulle mensen.
Maar ik werd vooral geprikkeld door een bijdrage van Frits Spits zelf. Over het begrip ‘dividend’. Niet een vergeetwoord maar zo’n begrip waarvan je alleen echt de betekenis doorgrondt wanneer je in een bepaalde wereld zit. Iets met banken en financiën.
Dat deed me terug denken aan vroeger. Aan een ander woord. Ik ben van 1955, dus het moet zo begin jaren zestig zijn geweest dat ik dat woord oppikte dat om de een of andere reden altijd tot een bepaalde opgewektheid bij mijn ouders leidde. Het was een vreemd woord, maar ook wel een mooi woord vond ik. Mijn liefde voor talen zat er toen al in. Ik verstond ‘tantjém’. Als dat magische ‘iets’ er was konden we opeens van alles kopen. Het wás er ook niet, nee, het was bínnen. Dat vond ik wel wonderlijk, want ik zag namelijk niets. Toen ik wat ouder werd begreep ik natuurlijk dat het over geld ging. Een extraatje in de maand december, afhankelijk van hoe goed de zaak het gedaan had. Ik hoor het woord nooit meer. Een vergeetwoord dus.

Tantième, frans. Evenredig aandeel in de winst

Rynbende

Mijn vader werkte als vertegenwoordiger van een jenever distilleerderij, de firma Rynbende in Schiedam, onderdeel van de Gist en Spiritus fabriek in Delft. Later, in de jaren zeventig opgegaan in Henkes. En nog weer later werd dat Bols.
Maar in mijn jonge jaren was Rynbende een begrip bij ons thuis. In de jaren twintig begonnen als jongste bediende, hij was twaalf, dertien jaar, had mijn vader zich opgewerkt tot vertegenwoordiger. Hij reisde het hele land af om klanten te bezoeken en te winnen. Klanten waren over het algemeen café’s en restaurants. Maar ook wel groothandels en kantines. Met mijn vader op pad hield voor mij in naar een ‘zaakje’ gaan. Zo noemde mijn vader steevast zijn klanten immers. Die en die zaak had zoveel besteld. Af en toe vergezelde mijn moeder hem een dagje en mocht ik als jongste mee. De flesjes chocomel die ik dan kreeg waren het summum. Ik herinner me ook nog goed hoe hij in een bepaald seizoen (zomer?) thuiskwam met allerlei flessen drank en dat mijn moeder dan moest proeven…Nieuwe bessenjenever, nieuwe citroenjenever, advocaat. Mijn moeder was absoluut geen drinker dus na een paar slokjes was ze al vrolijk.

Ontslag en de gevolgen

Mijn vader was een werknemer van het oude slag, met hart voor de zaak. Hij werkte ruim veertig jaar bij Rynbende toen het bedrijf werd opgekocht door Henkes. Mijn vader werd ontslagen, hij was ‘overtollig’ geworden. Gekrenkt was hij tot in het diepst van zijn ziel. Vijf jaar daarvoor waren we verhuisd van Schiedam naar Gelderland en had hij juist promotie gemaakt. Hij was hoofdvertegenwoordiger geworden van een groot rayon. En dan opeens, overtollig. Achteraf gezien bleek hij weg gepromoveerd.
Hij was totaal verstrengeld met zijn werk. Het was zijn leven, zijn identiteit. Logisch als je direct na de lagere school al begonnen bent met werken. Er was in die tijd geen oog voor het leed dat zo’n ontslag teweeg bracht. Mijn vader ging door een lang en pijnlijk proces van (onbegrepen) rouw en (non)acceptatie. Hij verzette zich hevig tegen de (onrechtvaardige)ontslagregeling en vocht die aan met hulp van een advocaat. Hij raakte erdoor geobsedeerd en kon jarenlang nergens anders meer over praten dan over het onrecht dat hem na zoveel jaren trouwe dienst was aangedaan. Ik was een puber toen hij ontslagen werd en stortte mij in het vriendjescircuit om aan de sfeer thuis te ontsnappen. Het was geen leuke tijd om mee te maken.

Mijn vader is altijd blijven worstelen met het feit dat hij nu ‘niets’ meer was. Anderen gingen naar hun werk en hij ‘zat maar thuis’. Nu zou er zoveel meer hulp voor hem geweest zijn. En begrip. Toen ergerden we ons aan dat voortdurende gepraat over ‘onrecht’. Nu zou het nog niet makkelijk zijn maar misschien zouden we meer gereedschap in handen hebben om hem te helpen ermee om te gaan. We zagen alleen een geestelijke kant, hij moest meer vertrouwen hebben in God. De psychologische kant werd niet benoemd, bestond niet.
Vooral mijn moeder heeft het er zwaar mee gehad. Mijn vaders gezondheid kreeg te lijden onder de permanente stress van boosheid, frustratie en verdriet. Zijn maag speelde op, hij rookte veel en ontwikkelde longemfyseem, hij had een zwakke rug, die hem, ook door de stress, steeds meer parten speelde… Hij sliep slecht en was prikkelbaar.
Het waren donkere jaren voor hun beiden.

Betere jaren

Op den duur ging het wat beter. Mijn vader hield ervan met zijn handen te werken, dus hij was veel en vaak en lang in de tuin te vinden, wat hem goed deed. Zelfs met hout is hij aan de gang gegaan. Hij heeft een aantal boekenkasten voor de familie getimmerd die een eeuwigheid zullen meegaan; en een kastje voor aan de muur in de babykamer bij de geboorte van onze zoon. Het hangt nu bij een van zijn kinderen. Zo hervond mijn vader zichzelf weer wat. Zijn gezondheid bleef precair. Hij overleed relatief jong, net na zijn verjaardag op 12 november, op 71 jarige leeftijd aan de gevolgen van longkanker. Een kort ziekbed, gelukkig! Ik mocht erbij zijn toen hij stierf, hoewel ik in die tijd in Zuid-Korea woonde. Op tijd gewaarschuwd heb ik de laatste weken van zijn leven nog mee mogen maken, samen met onze jongste, die aan zijn sterfbed nog haar eigen versie (ze was drie en sprak nauwelijks Nederlands) van God heb ik lief heeft gezongen.

Mijn vader was een gelovige man. Hij zong altijd uit volle borst in de kerk en zette, tot onze grote ergernis in die tijd, op zondag orgel- en koormuziek op. En ging dan meezingen. Kwamen we net uit de kerk, moesten we wéér luisteren naar kerkmuziek. Voor ons als tieners teveel van het goede. Ons gemopper zorgde er dan voor dat hij de plaat maar weer uitzette. Ik schaam me daar nu voor…arme Pa…Zingen was voor hem de manier om zijn geloof te uiten. God was goed, ondanks alle onrecht dat hem was aangedaan.
Op zijn begrafenis hebben we psalm 90 gezongen.

Laat, Heer, uw volk uw daden zien en leven

en laat uw glans hun kinderen omgeven.

Zie op ons neer met vriendelijke ogen.

O God, bescherm ons in ons onvermogen.

Bevestig wat de hand heeft opgevat,

het werk van onze hand, bevestig dat.

%d bloggers liken dit: