Logeren, leuke gesprekken en de Kerstman

kris, kerstvakantie 2013

Mijn kleinzoon van net 5 is nogal goed van de tongriem gesneden. Hij gebruikt lange volzinnen, met veel komma’s en bijzinnen, zoals: dat heb ik in de film gehoord, dat is die film die heet Madagascar, die film ken jij waarschijnlijk niet, maar in ieder geval, daar zei dat ene figuur, die heet zo-en- zo, dat weet je natuurlijk ook niet, het was trouwens Madagascar 3, maar die zei dat  en dan volgt het feit dat hij oorspronkelijk wilde meedelen. Hij logeert momenteel bij ons dus ik kan weer volop genieten van zijn talenknobbel. Ik moet in verschillende talen zeggen wat blij is. Begin maar met Koreaans, dan Duits.. En na iedere uitleg volgt het woord: logisch, dus, met twee geheven handjes.

We zitten in de auto, op weg naar huis, na bij familie gegeten te hebben, z’n geliefde tante Saskia. Wat zullen we morgen eten, Kris, vraag ik, om wat te kletsen te hebben. Jij vindt schelpjes toch lekker? Met vragende stem: Schelpjes? Ja, van die macaroni, weet je wel? Of vlindertjes? Opnieuw vragend: Vlindertjes? Ik krijg het gevoel dat ik niet helemaal overkom en bedenk dat hij geen macaroni zegt thuis, maar pasta. Pasta schelpjes, voeg ik er dan ter verduidelijking aan toe. Ik draai me naar hem om, verwachtingsvol. Hij kijkt me koel aan. Ik begrijp totaal niet waar je het over hebt, oma. Ik draai me snel weer terug, omdat ik hem niet wil laten zien dat ik moet lachen. Trouwens, ik hou van alle pasta, hoor, klinkt het nog troostend  van de achterbank.

Voor we weer gaan eten gaan we eerst slapen en is er nog de hele dag om te leven en dingen te doen. Na een vroege start, is er van alles om mee te spelen, maar wel het liefst mét oma of opa. Puzzels, werkboekjes van de HEMA, Boggle, alles in nauwe samenwerking met de op dat moment beschikbare volwassene. Die om en om nog even een dut doen om het vroege opstaan te compenseren. Na de koffie gaan we naar het Universiteitsmuseum in Utrecht, enigszins twijfelend of het al wel interessant genoeg is voor hem, maar a la, we zien wel.

Binnentuin Universiteitsmuseum
Binnentuin Universiteitsmuseum

Bij de ingang krijgen we een speurtocht. Er moeten 8 sneeuwballen gevonden en vragen beantwoord. Van de antwoorden verzamel je de letters en als je het goede woord hebt krijg je een verrassing. Dat is een scherpe motivator voor de kleine man. We worden het museum door gejaagd in een afmattend tempo. Iedere poging iets te bekijken, of zelfs hem tot een proefje te verleiden wordt direct getorpedeerd: Ja, maar we gingen toch sneeuwballen zoeken? Kom!

Na een uurtje hebben we de ballen allemaal gelokaliseerd en de (moeilijke!) vragen beantwoord. Echtgenoot neemt Kris mee om de verrassing uit te zoeken: een kompas. Wellicht heeft hij nu wat rust om nog het een en ander te bekijken. Voor ons plezier sjouwt hij nog wat mee, sjok, sjok, bekijkt een verzameling geprepareerde dierentongen op sterk water met ontzag en zegt dan gedecideerd: nu wil ik naar huis. We doen nog een rondje tuin, prachtige binnenhof. In de auto hebben we een vermoeiende conversatie over het kompas. Leg maar eens uit aan een 5 jarige wat nu precies Noord-Zuid-Oost-West is. En Kris geeft niet snel op. Ik ben blij als we bij de Jumbo aankomen!

Kris kerst vakantie12-13

Na de Jumbo waar we pizza’s halen en na Happy Feet gekeken te hebben, oma half slapend, is de dag alweer voorbij. De pizza gaat er in als koek. Nu wil ik een boekje over God. Kris bedoelt de Bijbelboekjes die we vroeger ook aan onze kinderen voorlazen. Tijdens het opruimen zegt hij: Jezus is toch de kleinzoon van de Kerstman? Dat zei jij, oma, vorige keer. Ik wil hem niet gelijk afvallen, maar ondanks het feit dat ik erg flexibel ben in de beleving van religie van mijn kleinzoons, kan ik me niet voorstellen dat ik dit ooit beweerd zou hebben.

Ik probeer mee te denken, Jezus de kleinzoon van de Kerstman….Bedoel je dat Jezus de zoon van God is, heb je dat gehoord? Dat blijkt het goede antwoord. Het is ook erg verwarrend allemaal. De maand december zit zo vol met Personen- met- betekenis voor een kind. En dan bij opa en oma ook nog God en Jezus.

Want er zijn drie Jezussen, zegt Kris en één is de Kerstman en de andere God.

Dat is nog eens een uitdagende Triniteitsleer voor opa Kim!

Kleine theologie

Fahrenheit speeltuintje

Mijn kleinzoons hebben bij gelegenheid interesse in het christelijk geloof.

Althans in de vorm die dat aanneemt bij hun opa en oma. Zelf zijn ze niet gewend om te bidden of naar de kerk te gaan. Dus het fenomeen bidden intrigeert hen wanneer ze dit waarnemen bij ons. Vooral kleinzoon Niek (7) heeft vele vragen. Hij vraagt zich bijvoorbeeld af waarom we altijd maar bidden voor het eten? Zélfs in het cafeetje waar we een tosti eten. ‘Vergeten jullie het nooit een keertje?’ wil hij weten.

Nou nee, zeggen wij. Waarom dan niet? Het is een manier waarop we willen zeggen dat we geloven dat alle eten van God komt, niet van onszelf, proberen we uit te leggen. ‘Nou, dan heeft God wel honderd armen en benen nodig om alles in de winkels te brengen’, zegt Niek met kinderlogica. Zonder het te beseffen omschrijft hij in kindertaal de grootheid van God die niet te bevatten is. We zeggen, het is meer als de lucht, die is overal en onzichtbaar en geeft aan iedereen leven.

Kris (4) leeft op bij het woordje onzichtbaar. Dat had hij al uitgevonden, dat de lucht onzichtbaar is. Het is er wel, hoor, want je ademt, maar je kunt het niet zien. Net als elektriciteit. Die zie je ook niet. Maar als die kapot is doet de lamp het niet. Dat had hij van pappa geleerd. En hij knabbelt verder aan zijn tosti.

Niek wil weten of wij geloven in één God of in meer goden. We begrijpen niet helemaal waar het vandaan komt, maar we zeggen dat we in één God geloven. Dat vindt weerklank. Eén God is veel sterker dan als je veel goden hebt, vindt hij.  Ja, ik geloof ook in één God, zegt Kris.
Jij bent een na-aper, zegt Niek.

OK, denken we, voor de vragen al te specifiek worden gaan we het maar over iets anders hebben. We willen de ouders niet voor de voeten lopen in de religieuze opvoeding. Dat is best lastig, vooral wanneer je in dit soort gesprekken terecht komt.

Fascinerend vind ik dat kinderen zo diep na kunnen denken. Vooral de oudste kleinzoon is vanaf heel jong nieuwsgierig geweest en heeft voor zichzelf al heel veel ideeën geformuleerd. Over goed en kwaad, over het verdwijnen van de dino’s , over doodgaan en leven na de dood.

Hij bouwt een wereldbeeld, zou je kunnen zeggen. Zoekt naar de betekenis van dingen.
En hij is nog maar zeven.

 

Voor Manon en Michael

Bij het sterven van kleine Tristan een gedicht van de Afrikaanse dichter Totius die zelf twee kinderen jong moest afstaan aan de dood. Een zoontje van 1 jaar naast een slopende ziekte en een dochtertje, getroffen door de bliksem, in een ogenblik. (Hij schreef daarover ook het aangrijpende gedicht Ag, sy het nie gesterwe, maar sy was somaar dood). Het zachte Afrikaans maakt dat zijn gedichten nog meer binnenkomen.

 Ek wou my ganse digkuns waag

Ek wou my ganse digkuns waag
om al my hartpyn uit te klaag;
om in my klanke uit te se,
om soos in marmer vas te le
die beelt’nis van my pyn.

Maar nerens vind ek daardie marmer
waar ek die beelt’nis uit kan slaan;
en al my klanke is eind’loos armer
as wat ek ondergaan.

Nee, ‘k sal nie waag om ’t uit te se.
Nee, ‘k gaan tot God wat weet,en le
vas op my hart my regterhand
en snik: “o God, dit b r a n d!”

%d bloggers liken dit: