Sommelsdijk, een bezoekje aan mijn voorouders

Ik heb al eens geschreven over mijn op Sommelsdijk (Goeree en Overflakkee, ZH) en omstreken roemruchte voorvader Cornelis Joppe. Hij woonde van 1819 – 1906 in Sommelsdijk en was daar bekend met iedereen en iedereen kende hem.

Tijdens een korte vakantie onlangs in Oostvoorne zijn we weer naar Sommelsdijk getogen. Ik ben verknocht aan familiegeschiedenis en wilde weer eens snuiven aan de lucht van Goeree en Overflakkee. Ik bracht daar vroeger als kind met ons gezin vele vakanties door.
Vanuit Schiedam reden we tot het niet verder kon. Want er was nog geen brug naar het eiland. Daar reden we met auto en al de pont op. Als kind vond ik dat tegelijk opwindend en angstig. Het geluid van auto’s die over zo’n rammelende loopplank het ruim van het schip inreden, de sterke geur van uitlaatgassen en diesel, de enorme kettingen en vuistdikke touwen. De echo van mensenstemmen en verkeer in die holle, stalen ruimtes. De wind, het water. Griezelig en heerlijk, want het was allemaal verbonden met vakantie. In het streekmuseum dat we bezochten in Middelharnis zag ik een maquette staan van een vergelijkbare pont die we dan namen.

Een erg leuk streekmuseum trouwens, waar alles de lucht van vroeger ademt. Tot aan het winkeltje waar ik me terug waande in de winkel van mijn tante Nel Sonneveld in Schiedam. Met de oude koffiemolen (toen al voor de sier denk ik), de lades met koffie, thee enzovoorts.

De familie Joppe was, evenals mijn andere voorvader Carl Buschman, van Duitse origine. Geert Joppe en zijn vrouw Getrud Boos/Bos kwamen rond 1740 vanuit het Duitse Dulken naar Overflakkee. Hij was een van de bekende Hankemeijers, arbeidsmigranten, zoals we ze nu zouden noemen. Oorspronkelijk luidde de naam overigens Joepen. In Duitsland nog Rooms-katholiek laat Geert Joepen zijn kinderen op Sommelsdijk dopen in de hervormde kerk. Mijn voorvader Cornelis, achterkleinzoon van Geert, was een toegewijd lid van die kerk. Hij woonde er tegenover en was er zowel diaken als ouderling. En verder diende hij het dorp als raadslid en uiteindelijk als wethouder. Dat laatste 17 jaar lang tot vier jaar voor zijn dood in 1906.

Hervormde kerk Sommelsdijk, waar Cornelis diaken en ouderling was

Cornelis was veehandelaar. Ik begrijp dat dat de handel in koeien betekende. Mijn familie van vaders kant in de vrouwelijke lijn was een echte agrarische club. Ze hadden geen grote boerderijen maar pachtten land, waarop ze koeien lieten grazen die uiteindelijk voor de verkoop bedoeld waren. Mijn betovergrootvader, Frederik Willem Buschman, met wie Teuntje, een van de dochters van Cornelis Joppe zou trouwen, kwam op het eiland om koeien te kopen. Hij verscheepte die naar de VS. Waarschijnlijk naar boeren die daarheen geëmigreerd waren en een Nederlandse veestapel wilden. Het was geen succes. De koeien braken vaak poten, zo wil het verhaal, en waren dan natuurlijk niets meer waard.

Enkele Ring Sommelsdijk, waar het woonhuis nr. 9, van de familie Joppe stond

Ik verbeeld me dat Teuntje Joppe verliefd werd op de zwierige Frederik Buschman. Op foto’s kijkt hij nogal trots en fier de lens in. Ook zijn handtekening onder verschillende documenten is met een groot en krachtig handschrift geschreven. En zo verliet Teuntje het groene Goeree, waar de zeewind altijd waaide en kwam terecht in naar jenever stinkend, arm en dichtbevolkt Schiedam. Wel woonden zij op een klein gepacht boerderijtje langs de Schie. Aan die verbintenis dank ik (ternauwernood) mijn bestaan. Mijn oma is daar nog geboren. Zij was een van de drie kinderen, twee meisjes en een jongen, van de twaalf kinderen, die overleefden. Zelfs voor die tijd een ongehoord hoog aantal sterfgevallen onder kinderen. Die lag toen rond de 30%. Hier is sprake van 75%! Was er een erfelijke ziekte? Armoede? Het laatste kan ik me niet voorstellen omdat zowel Teuntje’s vader als de vader van Frederik niet echt arm waren. Teuntje stond erom bekend in het dorp dat ze langskwam om geld te lenen van haar vader. Ik lees dat in ‘Het Sommelsdijkse geslacht Joppe’ gepubliceerd in 1975 door dr. J.L. Braber: “Als Teuntje haar ouders bezocht te Sommelsdijk fluisterde de familie: Teuntje is er, het geld is zeker op.” Arme Teuntje. Zoveel verdriet om negen gestorven kinderen en dan ook nog geldzorgen en een roddelende familie!

Ik dank mijn voornaam aan de Goereese familie. Margaretha. Te zien aan de initialen op de grafsteen van Cornelis en Margaretha Hendrika Joppe

Mijn vader bezocht nog wel familie op Goeree en Overflakkee. Nakomelingen van de Joppe’s, met de naam Buth. Ze waren van de zware gereformeerde kerk en mijn vader vertelde met trots hoe hij op de begrafenis van een (oud) tante getuigd had van haar geloof in Jezus en hoe hij zeker wist dat ze nu in de hemel was. Dit vanwege de sombere toespraak van de predikant vol twijfel over het geestelijk lot van deze vrouw.

Mijn vader had een soort gedurfde spontaniteit. Eenzelfde soort zwier wellicht die mijn overgrootmoeder Teuntje Joppe had aangetrokken in Frederik Buschman, mijn vader’s opa.

Hieronder nog een foto uit het boekje met de stamboom van de familie Joppe tot 1975. Foto is genomen op 11 augustus 1903, de dag van het zestigjarig huwelijksjubileum van mijn betovergrootouders. De stoel die hem cadeau werd gedaan staat tegenwoordig bij mijn zus te pronken. Een waar familie erfstuk.

Familie-archief en de moeite met opruimen

Familie
Ik verzamel. Foto’s, knipsels, papiertjes, het maakt niet uit, als het ook maar iets met de familie te maken heeft stop ik het in de desbetreffende map met de familienaam waaronder het bewaard moet worden. Ik heb inmiddels 12 mappen met familienamen in beide richtingen. Nu raken die mappen regelmatig vol en dwing ik mezelf er weer eens doorheen te gaan. Een mens kan immers niet ALLES bewaren. Veel aantekeningen heb ik op losse papiertjes staan en daar word ik zo nu en dan gek van. Maar op ieder papiertje staat naast dubbele informatie ook net weer iets unieks. Papiertje nog maar even bewaren. Terug in de map dus.

Opschonen

Gisteren had ik een opschoonbui. Ik ben langzamerhand bezig feiten en informatie op te slaan op de pc en foto’s aan het scannen. Een project dat zo verslavend is wanneer ik daar een keer mee bezig ben, dat ik het soms uitstel om verder te gaan. Om te voorkomen dat ik niet weer, uuuuuren later, uit een soort roes ontwaak. Maar goed, met het oog op dat project nam ik een paar mappen terhand om die te ontdoen van wellicht onnodige en/of dubbele paperassen en foto’s.

Ik startte met de map van mijn moeder, of beter gezegd met die van haar familienaam, de familie van Katwijk, de dikste map. Opruimen is, net als genealogie, een gevaarlijke bezigheid, zoals iedereen die het weleens doet zal weten. Ieder ding dat door je handen gaat houdt het risico in zich dat je er tenminste een uur mee bezig kunt zijn. Of een hele dag. En dan denk je na al die vervlogen uren, waar was ik nu ook weer mee begonnen?

Ik besloot de rouwpost die mijn moeder (mijn vader was jaren daarvoor al

Co van Katwijk, 19/10/1997

overleden) ontvangen had na het sterven van mijn oudste zus in 1992 weg te doen. Maar eerst toch nog (even) door te lezen. Wie weet zat er nog iets bij, informatie of zo, over haar. Mijn zus pleegde zelfmoord, al 25 jaar geleden en nog steeds houd me dat bij tijd en wijle bezig. Dus die brieven wilde ik zeker bekijken. De meeste kon ik na vlugge lezing in de papiermand gooien. Mooie woorden, pogingen tot troost, maar niet heel persoonlijk.  Sommige heb ik echter bewaard. Brieven van geschokte, verdrietige mensen met wie ik zelf geen of weinig contact heb of had, maar die mijn zus kenden.  

Een oud-leerling, een studiegenoot.  Wellicht kunnen ze me nog eens wat over mijn zus vertellen, zo redeneerde ik; ik heb er hier al eerder een blog over geschreven. Inmiddels 20 jaar ouder dan zij ooit geworden is, was en blijf ik haar acht jaar jongere, ‘ kleine’ zusje. Zij had al een heel leven achter de rug toen ik kwam kijken, bij wijze van spreken. En van dat leven weet ik tot op heden (te) weinig af.

Er waren een paar uur voorbij gegaan. Tijd voor een pauze. Voor mijn gevoel had ik een lange, verre reis gemaakt. Ik moest nodig landen in het hier en heden. Steeds weer een vreemde ervaring  hoe je zo in gedachten tussen de tijden door kunt bewegen, als een vlinder die rondfladdert in een vlinderstruik.  Ouder en jonger, levenden en gestorvenen, gestorven bekenden  en levende vreemden die vrienden waren. Ik moest een momentje in het heden een boterham eten.

Een oud adressenboekje

adresboekje Ma

’s Middags verder. Volgende item: oud adresboekje van mijn moeder. Foeilelijk ding, zoals mijn moeder meestal eerder nuttige (goedkope) dan mooie dingen voor dat soort zaken had. Weg ermee! Toch even kijken. Ze had de gewoonte (ik heb het van haar!) in alles aantekeningen te maken, gewoon op elk papieren oppervlak dat op dat moment voorhanden was. Wie weet vind ik iets unieks. Slecht plan. Bladzijde voor bladzijde begint zich een heel leven voor me af tekenen. Dat van haar, mijn vader en mezelf, broers en zussen. De adressen van  vrienden en familie, in een stevig, helder handschrift genoteerd. Bij verhuizingen doorgehaald en iets minder duidelijk ernaast of eronder gekrabbeld.

Ik herken de namen van vele vrienden van vroeger. De feestjes en bezoeken beginnen zich als een film in mijn hoofd af te spelen. Ik hoor het geroezemoes en gelach en ruik de rook. Ik vond het gezellig als er mensen kwamen. Er was lekkers, limonade, zoutjes. Alle dames puften Stuyvesant en de heren echte sigaretten. De jenevertjes, de advocaatjes. Ze genoten ervan. Mijn vader dronk graag een borreltje. Mijn moeder niet. Kon er niet tegen en begon na 1 advocaatje al woorden om te draaien. Wat de feestvreugde alleen maar verhoogde.

Ik zie bij de naam van een goeie vriendin van mijn moeder de keuken weer voor me waarin ze samen stonden te smoezen. ‘Kun je het zien?’, vroeg de vriendin bezorgd, alsof ze zich schaamde. ‘Welnee joh’, zei mijn moeder ‘hou je tasje ervoor.’ Verwend kind als ik was rustte ik niet totdat mijn moeder me vertelde wat niet gezien mocht worden. Wist ik veel. ‘Ze krijgt een baby’, fluisterde mijn moeder uiteindelijk, niet bestand tegen mijn gezeur.  Ik was stomverbaasd. Dat was toch juist fijn had ik altijd geleerd. Ik had geen idee van hoe zwaar een groot gezin kon zijn voor vrouwen; van de relatieproblemen van het stel. Nog minder van de verwarring die de aankondiging van mijn eigen komst, zeven of acht jaar daarvoor, had gezaaid. Op een vijfde kind was niet meer gerekend in feite. 

Werden er diepere gesprekken gevoerd op de feestjes en verjaardagsavonden? Ik kan het me niet goed herinneren. Maar ik was een kind dus zal dat niet zo opgevangen hebben. Er was natuurlijk altijd een mannen-en een vrouwenhoek. Men kende elkaar allemaal van de kerk, dus de wortels gingen diep. Van de familie was niet iedereen van dezelfde kerk. Dat lag gevoelig, dus lette men op de woorden. 

Alle adressen van broers en zussen zijn doorgestreept. Op een paar na. Die leefden nog in mijn moeders tijd, maar zijn nu ook overleden. Zwagers en schoonzussen, van beide kanten zijn ze er niet meer. Een hele generatie mensen samengebald in een onooglijk NafNaf adressenboekje met een kartonnen kaft. Metafoor voor onze vergankelijkheid.

En verder

Ga ik het bewaren of doe ik het weg? Eerst moet ik nog wat andere dingen bekijken. De agenda van mijn zus uit het jaar 1992. En het gastenboek wat ik had aangeschaft voor mijn moeder. Toen ze begon te dementeren en vaak zei dat er nooit iemand langs kwam,  zouden we in het boek opschrijven wie en wanneer bij haar langs was geweest. Ze ging het echter gebruiken als een soort dagboek met berichten aan mij, hoe het met haar ging. heel ontroerend. Na 10 jaar wil ik het weer eens lezen.
Daar heb ik echt een nieuwe dag voor nodig. Ik ben moe en stap uit mijn tijdcapsule.
Heb ik nog dingen opgeruimd? Jazeker.

Nou, eerlijk gezegd, beter georganiseerd. Want weggooien, je weet maar nooit of je er spijt van krijgt…:)

Kleine familiegeschiedenis 5 – Frankrijk, Zeeland en Kindersterfte

Als er iets verslavend is dan is het dit wel: zoeken naar je familiegeschiedenis. Uren kan ik doorbrengen achter mijn laptopje, klikkend naar weer andere informatie over de inmiddels 20 familienamen, en de mensen die daar achter schuil gaan. Ik ontdek geen spectaculaire dingen, (behalve dan dat mijn schoondochter via haar vader van adellijke afkomst lijkt te zijn, nog verder uit te zoeken) maar juist het alledaagse is zo boeiend. Armoede, of onverwachte beroepen, onontdekte verbintenissen, achtergronden. Ik smul ervan. Nou ja, laat ik dat wat nuanceren. Af en toe zit ik ook met kippenvel of zelfs met tranen in mijn ogen. De kindersterfte in mijn voorgeslacht, vooral in de 19e eeuw aan de Schiedamse kant was schrikbarend. Daarover later meer.

Inmiddels weet ik dat ik aan beide zijden Duitse en Franse Vlaamse voorouders heb. En oer-Hollandse, van die mensen die niet weg te branden waren uit Schiedam. Eenvoudige lieden, hoewel er af en toe een reislustige tussen zat die het na zijn pensioenleeftijd nog voor elkaar kreeg te emigreren naar Amerika om daar vervolgens een veeteeltbedrijf te starten. Maar goed, die was dan ook al jong vanuit Duitsland naar Schiedam gemigreerd en zijn vrouw kwam uit het verre Dordrecht.

De acht mooie dochters van van Bellen begin 1900-derde van links mijn mooie oma

 

Ik weet nu waar mijn oma van Bellen aan moederskant en haar zeven acht schone zussen hun mooie donkere haren vandaan hebben: Uit Frankrijk! Wellicht nog vroeger terug, uit de Mediterranee. De naam Van Bellen is oorspronkelijk een plaatsnaam:  Belle of:  Baillieul, een plaatsje in Noordfrankrijk. De reden van de reis van Frankrijk via Zeeland naar Schiedam is huiswerk. Hugenoten? Armoede? Al in de 17e eeuw komt de naam van Belle voor in Zeeland, dus misschien gaat het terug naar de tachtigjarige oorlog. Spaans bloed?

 

Vanmiddag heb ik weer een tijd zitten speuren naar de Sonneveld voorouders. Dat stemde me verdrietig, want de kindersterfte in die lijn is vreselijk, zoals ik al zei. Mijn betovergrootouders Sonneveld, Bruin en Maria de Bruin,  (geboren resp. in 1806 en 1811) kregen tien kinderen van wie er vier overleven voor zover ik kan nagaan. Allemaal op jonge leeftijd overleden, een paar maanden, een jaar, drie-en-half jaar en uiteindelijk een jongen van veertien. Het jongste kind wordt geboren als de moeder vier-en-veertig is. Ze sterft uiteindelijk vier jaar na de dood van de 14 jarige zoon. Ze is dan 57. Wat een zwaar leven! Mijn betovergrootvader was gistwerker. In de jeneverstokerijen in Schiedam, een uitputtend beroep. Niet helemaal duidelijk is of een gistwerker een andere naam voor zakkendrager was. Deze mannen droegen zakken van 50 kilo graan soms wel drie verdiepingen omhoog bij de branderijen. Aan de haven in Schiedam staat nog altijd het mooie Zakkendragershuis, sinds 1725 verzamelpunt voor de arbeiders die op werk wachtten.

Zakkendragershuis Schiedam

Al eerder schreef ik over mijn overgrootouders Buschman – Joppe van wie slechts drie van de dertien kinderen overleefden. Onder wie mijn grootmoeder, moeder van mijn vader.

Hoe dat geweest moet zijn voor deze mensen, daar kan ik me geen voorstelling van maken. Iedere keer weer een kleintje ziek te zien worden, sterven en naar het graf moeten dragen. In de, nog handgeschreven overlijdensaktes, komt het akelig dichtbij. Op dat en dat adres, om zeven uur en drie minuten is overleden, enzovoort. Je ziet de ouders bij het bedje zitten van een doodziek kind. Cholera, koorts. Komt het goed? Gaat het toch weer mis? En dan weer een dood kindje moeten oppakken en in een kistje leggen. Hartverscheurend. Ik weet dat men zegt dat in die tijd men zich anders hechtte aan een kind, juist vanwege die hoge kindersterfte. Maar een moeder en een vader blijven rouwen.  Anders dan nu misschien, waar de dood volledig uit het leven verbannen lijkt,  maar niettemin de rauwe. scherpe pijn van verlies.

Ik vroeg me af waarom er zoveel kinderen stierven, juist aan die kant van de familie. Oorzaken van het sterven worden in de akten niet te genoemd. Ik las in een artikel dat onder de arme arbeidersbevolking vrouwen minder borstvoeding gaven omdat ze vaak zelf moesten werken om het inkomen te vergroten. Of snel overgingen op andere (slechte) voeding vanwege het grote aantal zwangerschappen en andere kinderen. In het midden van de 19e eeuw kwam nog 30% van de kinderen jong te overlijden, voor het eerste levensjaar. Maar in het gezin van mijn overgrootouders Buschman overleden negen van de elf kinderen en een generatie terug, bij de ouders van de vrouw eveneens meer dan de helft van het aantal kinderen. Je vraagt je af, was er sprake van een erfelijke ziekte? Wie zal het zeggen. Maar de constante herhaling van dezelfde namen, jaar na jaar, gebruikt tot er eindelijk een Helena of Maarten was die overleefde,  is beklemmend om te lezen

Aan mijn moederskant van de familie zie je een verschil. Er is (tot nog toe, ik zit in de 19e eeuw) minder kindersterfte en er lijkt een direct verband met de sociale status van de familie. Niet rijk, maar toch duidelijk niet behorend bij de armen, de arbeidersklasse.

Wordt vervolgd.

Kleine geschiedenis van mijn vader 4 – Van oude mensen

Ik ben de laatste weken weer aan het zoeken. Met name op internet. En wat een grenzeloze wereld aan feiten en documenten is daar te vinden. Wat ik zoek? Feiten en feitjes. Jaartallen, namen, plaatsen alles wat te maken heeft met de geschiedenis van mijn betovergrootvader Buschmann. De opa van mijn oma van vaderskant. Alles wat met hem en zijn nazaten betreft in de Verenigde Staten.  Want, zoals ik al eerder schreef ontdekte ik nog niet zo lang geleden dat de goede man in 1878, op zijn zestigste (!) nog emigreerde vanuit Schiedam, Zwart Nazareth, jeneverstad, naar de prairies van Kansas in Amerika. Eerst vanuit Duitsland naar Nederland als jonge man en alsnog op, voor die tijd toch, hoge leeftijd naar de VS. Al speurend (en gebruik makend van gratis proeftijden van allerlei genealogische websites zoals Ancestry.com) kom ik steeds meer te weten.

Op een goeie dag in 1878 vertrekt Carl Buschman met drie zoons en twee neven van zijn vrouw Helena Poots naar New York. In die tijd nog een lange tocht van rond de twee weken, per stoomboot. Op de scheepslijsten van de Nederlandse Stoommaatschappij heb ik de naam van zijn vrouw en dochter teruggevonden. Die van hem moet ik nog vinden. Op Ellis eiland moet hij vermeld staan in de immigratie-archieven, die ik nog door moet pluizen. Even weer speuren naar een proeftijd ergens! Want alles zit in de VS achter een betaalmuur.

Ik vind hem terug in een kleine nederzetting, Farmington, Kansas, in 1880. Op een lijst van de overheid die land- en veebezit in de staat Kansas in kaart brengt. Samen met zoons en neven heeft hij ontgonnen en nog meer niet ontgonnen land. En vee. Ik zoek nog naar het antwoord op de vraag hoe hij in zo’n korte tijd een redelijk bezit opbouwt. De jongens hebben inmiddels allemaal Engelse namen. Charles, Louis en John. Dochter Catharina is Katie geworden.

Zijn vrouw Helena heeft zich bij hem gevoegd in 1879, samen met hun dochter Catharina, een meisje van 18. Jongste zoon Christiaan (Louis) was 15 bij overkomst. Het zegt wel iets over moeder Helena die op 45 jarige leeftijd haar 10e en laatste kind baart. Dat sterft na een aantal weken. En dan onderneemt ze, op 59 jarige leeftijd nog die enorme tocht naar een onbekend land om daar, met achterlating van al haar oudere kinderen (waaronder mijn overgrootvader), schoondochters, schoonzoons en kleinkinderen en verdere familie, een boerenbestaan op te bouwen. Mijn oma werd een jaar later geboren in1880 en heeft haar grootouders van vaders kant dus nooit gekend. Deze dame, Helena, was dus geen mietje.

Carl of Karel, mijn voorvader kwam van een boerderij in Duitsland. Je ziet in de Nederlandse documenten steeds weer terug komen dat hij een bestaan probeert op te bouwen als boer of beter nog als veehandelaar. Hij begint in Schiedam als brandersknecht wat een hel voor hem geweest moet zijn. Binnen, in de hitte en weinig geld. Al gauw komt onder de (vele!) geboortebewijzen te staan dat hij ‘bouman’ als beroep heeft, boer. Veel grond was het nooit en waarschijnlijk ook gepacht en niet als bezit. Het handelen in vee naar Amerika liep mis omdat de koeien de lange overtocht op een stoomboot niet heelhuids overleefden. Toen moet hij gedacht hebben: ik ga er zelf heen! Hier lukt het niet en zo kunnen tenminste de jongere kinderen nog een toekomst opbouwen. Schiedam eind 19e eeuw was geen prettige plek om op te groeien. Lees het begin van ‘De eeuw van mijn vader’, van Geert Mak er maar op terug.

Zo ben ik nu aangeland op het kerkhof van Stockton, Kansas. Daar heb ik door een reactie van iemand op een genealogisch forum de grafstenen gevonden van beide oudgrootouders. Karl (de Amerikaanse versie van zijn naam) sterft in 1887, dus heeft niet lang kunnen genieten van zijn ‘vrijheid’. En Helena sterft in 1891.  Via een website met foto’s van grafstenen ontving ik deze beelden.

Daar liggen ze dan. De dappere dodo’s. Ik ben eigenlijk wel trots op deze mensen. Maar ik weet nog maar een schijntje, dus de zoektocht gaat door.

grafsteen Karl Heinrich Buschman 1819-1887

grafsteen Helena Buschman Poots 1819-1891

 

Kleine geschiedenis van mijn vader 3 – Van Duitsland, via Nederland naar de VS

Mijn reislustige oudvader (officiële naam van de vader van je betovergrootvader) aan vaders kant, Carl Heinrich Buschman  is twee maal geëmigreerd in zijn leven. Dat is toch wel opmerkelijk vind ik. In een tijd waarin reizen een enorme onderneming was, waar emigreren betekende definitief afscheid nemen van familie, heeft deze man dat tot twéémaal toe gedaan! Eerst afscheid, rond 1840, van zijn moeder in Duitsland , die als relatief jonge weduwe achterbleef met haar kinderen, misschien in de hoop dat haar zoons in haar onderhoud konden helpen voorzien. Ruim 35 jaar later neemt CHB opnieuw afscheid, maar dan van kinderen en kleinkinderen. Dat getuigt van een bepaald karakter, lijkt me.

Zijn oudste broer was in de jaren dertig van de 19e eeuw al eerder vertrokken naar Nederland en werkte bij een bakker in Rotterdam. Waarschijnlijk na het doorlopen van militaire dienst vertrokken. Net als Carl Heinrich Buschman (Karel of Henk?), volgens de papieren in Duitsland, zijn militaire dienst had vervuld, vóór hij naar Schiedam vertrok.

Ontheffing Nederlandse militaire dienst vanwege dienst in Duitsland
Ontheffing Nederlandse militaire dienst vanwege dienst in Duitsland

Het was een hele papierwinkel voor hem om daar later uiteindelijk te kunnen trouwen met zijn Helena Poots uit Dordrecht. Ze hebben, vermoed ik, lang moeten wachten voordat alles geregeld was. Niet leuk voor hen want Helena beviel nauwelijks een maand na de bruiloft van hun zoon Frederik Willem, mijn overgrootvader. Voor mij wel leuk, want door al die documenten krijg ik meer inzicht in een stukje van CH’s levensloop.

Van het feit dat hij in Duitsland in dienst was geweest, moest namelijk bewijs komen uit de deelstaat Hessen waar hij diende. Dat bewijs moest vervolgens door een notaris worden gewaarmerkt. Zijn geboortebewijs kwam niet van het stadhuis, maar van de Lutherse gemeente waar hij gedoopt werd. Ook dat moest natuurlijk bewezen en gewaarmerkt. In Holland gaan we niet over één nacht ijs, immers?

copiekerk.archieflavesloh1846

Van trouwen kon dus geen sprake zijn tot alle benodigde papieren binnen waren. Ondertussen groeide de buik van Helena. Mocht het een schande zijn geweest, dan was er geen geheimhouding meer mogelijk. Toch krijg ik de indruk dat er in die tijd vaak getrouwd werd met al een kind-op-komst. In de families van mijn beide ouders komt het met de regelmaat van de klok voor dat er kinderen geboren worden, minder dan 9 maanden na de huwelijksdatum. Een van mijn voorouders werd bij het huwelijk van haar ouders pas geëcht. Hoewel de vader al wel had laten vastleggen dat hij de vader was. Op zijn 19e. Hij en zijn aanstaande waren zo arm dat ze zelfs werden vrijgesteld van de leges voor de ondertrouw. Ook dat werd netjes vastgelegd in de documenten, artikelnummer en inhoud van het artikel: vanwege armoede. Tja.

Bewijs van armoede Jan van Katwijk
Bewijs van armoede Jan van Katwijk

Mijn ouders komen geen van beide uit een rijk voorgeslacht, dat mag duidelijk zijn. Pas aan het begin van de 19e eeuw zie je de welstand aan mijn moeders kant van de familie wat toenemen. De beroepen worden meer middenstand: Veldwachter, kantoorbediende, en een eigen bedrijf in glas en verf. Ik heb gegevens gevonden over een voorvader van Katwijk in de 17e eeuw die lid was van het Lucasgilde, het gilde voor alles wat met schilderen en verf te maken had, ook voor kunstschilders. Was hij ambachtsman of kunstschilder? Ik denk het eerste, want hoewel er aanleg voor tekenen in de familie zit, is er tot nu toe nog geen vroege of late Van Katwijk ontdekt, helaas…

Aangifte Maria van Katwijk 1828

Ik ben nu naarstig op zoek naar hoe het Carl Heinrich Buschman is vergaan in de Verenigde Staten. Hij vertrok met vrouw en dochter naar St. Louis, Missouri, het Mekka van Duitse immigranten en jammer genoeg heette 80% Buschman. Twee van zijn zoons (de jongsten) vertrokken met twee neven tegelijkertijd naar Kansas City, Kansas. Waarom daarheen? Had het iets te maken met veehandel, omdat hij daar in Nederland ook mee bezig was, evenals de oudste zoon, Frederik Willem ? Die handel was niet erg succesvol in elk geval. FW bleef achter, voor zover ik nu kan nagaan, met weinig geld op een gepacht stukje grond in Schiedam waar hij met zijn gezin op een klein boerderijtje woonde. Mijn oma Sonneveld werd daar geboren in 1875 als een van de elf kinderen (en één van de drie die overleven). Zij heeft haar eigen opa en oma dus niet bewust meegemaakt. Ze was twee jaar toen die vertrokken met de boot voor de grote overtocht naar Amerika. Het land van nieuwe mogelijkheden. In 1878.

Kleine geschiedenis van en voor mijn vader 1

Woensdag 12 november was het 100 jaar geleden dat mijn vader geboren werd. 1914, het beginjaar van de Eerste Wereldoorlog die dit jaar herdacht wordt, was tevens mijn vaders geboortejaar. Als vijfde zoon en achtste kind kwam hij ter wereld in Schiedam. Na hem volgden nog twee zonen, van wie er één overleed aan de Spaanse griep in 1918. De jongste werd, typisch voor die tijd, naar het gestorven broertje vernoemd.

Mijn vader werd naar zijn Duitse stamvader vernoemd, Carl Heinrich Buschman, Karel Hendrik. In de eerste helft van de 19e eeuw, rond 1840-45, kwam Carl Heinrich met zijn oudere broer naar Nederland vanuit het straatarme Essern, in de buurt van Hanover. Als Baumann, oftewel boer(-enknecht). Zijn vader, mijn betovergrootvader, Friedrich Wilhelm Buschman was daar in 1833 gestorven en zijn vrouw Catharina bleef achter met zeven jonge kinderen tussen de 16 en 1 jaar.

Carl Heinrich kwam dus met zijn oudste broer naar Nederland. Hij vertrok om hier zijn geluk te beproeven, zoals velen in die tijd vanuit Duitsland naar het relatief rijke Nederland trokken. Waarom Schiedam de bestemming werd weet ik niet. Misschien dat er al familieleden woonden? Als je Geert Mak leest over Schiedam in de 19e en begin 20e eeuw is het de laatste stad waar ik heen zou trekken. Brandersstad (vanwege het stoken van de jenever), Zwart Nazareth vanwege de zwart geblakerde muren, jenever die door de grachten stroomde in plaats van water, baby’s die jenever via de placenta binnenkregen, bij de geboorte  met ontwenningsverschijnselen kampten en vervolgens zoet gehouden werden door een speen in gesuikerde jenever gedompeld.  Alcoholisme en armoede alom. Carl Heinrich is er gaan werken in de jeneverindustrie als brandersknecht. Een ellendig bestaan dat ’s ochtends om 3 uur begon tot je om 7 uur ’s avonds weer naar huis kon, al of niet beschonken omdat het loon gedeeltelijk in jenever werd uitbetaald.

Later lees je bij geboorteaangiftes van zijn kinderen (hij trouwt met een Nederlandse dienstbode uit Dordrecht) dat Carl Heinrich zich bouwman en nog later veehandelaar gaat noemen. Hij handelt in vee, en wel met Amerika. Koeien opkopen en verschepen naar de VS. Hij moet zakelijk instinct hebben gehad om aan die koeien te komen!

geboortebewijsCHBduitsland
geboortebewijs Carl Heinrich Buschman, bijgevoegd bij huwelijksaangifte

Het meest opmerkelijke is dat hij op zijn oude dag nog emigreert naar de VS. Zijn oudste zoon Friedrich Wilhelm, mijn overgrootvader,  is dan al getrouwd en heeft kinderen. In 1878 vertrekt de reislustige Carl Heinrich per boot naar St.Louis, VS. Zijn jongste twee (of drie) kinderen en zijn vrouw Helena Poots volgen hem in april ’79. Ze zijn dan beiden in de zestig. Zijn zoons en twee neven van zijn vrouw, gebroeders Poots vertrekken echter naar Stockton, Kansas.

Ook mijn overgrootvader Friedrich Wilhelm handelt aanvankelijk in koeien met de VS. Misschien hield de emigratie van zijn vader wel verband met die handel. Een vertrouwd contact aan de andere kant van de oceaan? Maar de handel loopt voor FW uit op een faillissement. De ruwe zeereis is niet goed voor de dieren, ze komen regelmatig met gebroken poten aan in de VS. Ook overgrootvader FW Buschman moet de stokerij in als brandersknecht. Hoewel het op de geboorteaangiftes blijft wisselen tussen de verschillende beroepen van bouwman en brandersknecht. En is er in 1895 pas sprake van andere bewoners van het ‘keuter’boerderijtje aan de Schie, waar mijn grootmoeder nog geboren is.

Boerderijtje aan de Schie waar mijn grootmoeder Sonneveld-Buschmann geboren werd
Boerderijtje aan de Schie waar mijn grootmoeder Sonneveld-Buschmann geboren werd

Het ondernemersbloed heeft mijn vader zeker geërfd van zijn Duitse voorouders. Ook mijn oma (meisjesnaam Buschman) had een winkeltje aan huis. Voortgezet tot de jaren zestig door mijn ongetrouwde tante Nel. Als kind vond ik het magisch om zo’n winkel binnen te mogen stappen en dan áchter de toonbank te mogen! Een piepklein winkeltje in de Gorzen, de toenmalige arbeiderswijk in Schiedam. Zeer verbeterd sinds de grootschalige renovaties in 1902, toen alle bouwvallige krotten werden neergehaald en er in de plaats kleine, maar leefbare en hygiënische woningen kwamen voor de arbeiders. Met leidingwater en een eigen toilet. Mijn grootouders hebben hun hele leven in dat huisje gewoond. Een woonkamertje met een bedstee, een keuken, een plaats met plée en een zolder waar de kinderen sliepen. Zes stuks, Mijn broer heeft er ooit geslapen toen er alleen nog een vrijgezelle oom sliep in tweepersoonsbed 1. Eerder sliepen drie jongens in het ene en drie jongens in het andere bed. De meiden, ook drie, sliepen ergens in een afgeschutte ruimte beneden.

Winkel Groenelaan 75 Schiedam, jaren zestig
Winkel Groenelaan 75 Schiedam, jaren zestig

Mijn vader was vier toen de oorlog beëindigd werd. Hij zal er niet veel van mee gekregen hebben. Ook zijn vader werkte aanvankelijk voor een van de ruim driehonderd jeneverstokerijen. Voor dag en dauw de deur uit, de hele dag in de hitte van de vuren waarmee de alcohol gestookt werd. Weinig salaris, veel jenever, makkelijk verkrijgbaar. In hoeverre mijn opa alcoholist was, zoals de literatuur claimt dat iedereen die er werkte was, weet ik niet. Wel ben ik blij dat de jeneverindustrie in begon te  storten. In 1881 waren er nog 392 branderijen, maar gaandeweg worden het er minder en moet men overgaan op een andere tak van industrie. Het werd de scheepsbouw. Mijn opa komt te werken voor Gusto, een veel betere werkomgeving kan ik me voorstellen. Uiteindelijk is hij daar magazijnmeester geworden.

Mijn vader leek op mijn oma, volgens mijn moeder. Ik heb haar nooit gekend, maar volgens mijn moeder was ze goedlachs, hield ze van lekker eten en koken en was ze gastvrij. Dat klopt wel met mijn vader’s karakter. Hij hield van een lolletje, van lekker eten en een glaasje (koken daar deed hij niet aan)en was zeer sociaal. (Zie ook mijn eerdere blog over hem, Vaderdag)

Kerkje in Lavelsloh, waar alle Buschmannen gedoopt zijn
Kerkje in Lavelsloh, waar alle Buschmannen gedoopt zijn

Omdat hij voor zijn werk veel reisde heb ik hem als kind weinig meegemaakt. Natuurlijk was hij als ieder betrokken, mannelijk kerklid in die tijd ook altijd druk met kerkelijk werk. Hij had een zwakke rug en ik herinner me vooral dat hij veel lag te rusten en in mijn ogen acrobatische toeren uithaalde met z’n benen in de lucht. Dat had allemaal met die rug te maken.

Mijn vader, 20 jaar, 1934
Mijn vader, 20 jaar, 1934

Hij was heel gelovig (ik zie hem nog biddend op zijn knieën voor het bed) en kon op een soort gedragen manier over dat geloof spreken. Over de heerlijkheid en grootheid van God. Het zei me niet zoveel als kind omdat het woorden waren die ik niet in mijn dagelijkse vocabulaire had. Het was echter menens voor hem. Maar hij was ook zakenman en kon niet goed overweg met mensen die al te rechtlijnig dachten. Hij genoot van het contact met klanten en het binnenhalen van orders voor zijn bedrijf. Hij werkte (ja,ja, als je uit Schiedam komt..) voor een distilleerderij. Een distilleerderij kocht onbewerkte jenever in en gaf dat smaak met eigen recepten. Oorspronkelijk werkte hij voor Rijnbende, tot dat bedrijfje werd opgeslokt door de grotere spelers. Tegen die tijd was mijn vader ‘overtollig’ geworden, iets wat hem tot in het diepst van ziel gekrenkt heeft. Zijn beste jaren had hij in het bedrijf gestoken!

De laatste twintig jaar van zijn leven waren moeizaam. Eerst 24/7 bezig met zijn recht krijgen via een advocaat. Hij was op hele slechte voorwaarden ontslagen en kon dat niet accepteren. Ik vermoed dat hij ook depressief raakte. Een fenomeen dat we in de jaren zestig en zeventig nog niet herkenden, helaas. Het tastte zijn lichaam aan op den duur. Ernstige maagklachten, longemfyseem door het vele roken. kortom vanaf mijn prille puberteit kende ik alleen een sombere, zieke vader. In de jaren tachtig waren er enkele betere jaren. Hij is, met mijn moeder, tweemaal op bezoek geweest in de periode dat ik met mijn gezin in Azië woonde en daaraan heb ik goeie herinneringen overgehouden. Hij overleed toch nog vrij plotseling aan longkanker in 1986. Net 72 geworden.

Nu ik onderzoek ben gaan doen naar mijn familiewortels is het me pas duidelijk geworden hoe het leven van mijn vader en moeder en mijn voorouders verweven is met de lange geschiedenis van de stad Schiedam (1275). Behalve de Duitse wortels komen al mijn voorouders uit die stad. Eeuwen terug kan ik nog hun namen vinden. Ik krijg daar altijd kippenvel van. Onderdeel van zo’n lange keten van mensen die allemaal hun plekje in die stad innamen en hun levens leidden. Het heeft mijn interesse enorm verdiept in de stad die ik eerst alleen als mijn, enigszins naargeestige, geboortestad zag.

%d bloggers liken dit: