Zaa-lig!

Begraafplaats de Beukenhof

Op 19 oktober zou mijn moeder 103 geworden zijn. Voor haar ben ik blij dat dat niet gebeurd is. Haar laatste levensjaren (ze werd 90) waren moeizaam door toenemende dementie, dus haar sterven was een verlossing. Voor ons en voor haar. Ik heb veel over haar geschreven in die jaren, terug te vinden onder de categorie ‘moeder’.

Een of twee keer per jaar gaan we naar haar graf. Meestal rond haar verjaardag, omdat die zo in mijn systeem zit. Haar sterfdag niet. Daar moet ik altijd even diep over nadenken. Februari ja, maar de datum…, nee.
Op de grafsteen staan ook de namen van mijn vader en van mijn zus Loes. Mijn vader stierf relatief jong (72) in 1986, 34 jaar geleden. Mijn oudste zus Loes, in 1992. Zij was echt jong nog. 45 jaar. Ook over haar heb ik veel geschreven.

Het was in onze familie niet gebruikelijk een graf te kopen. Het was duur, dat ten eerste, maar de noodzaak ervan werd ook niet gezien. En dat had meer te maken met het (volgens hen) op de bijbel gebaseerde idee dat de dode lichamen vergaan, de geest geborgen is bij God en een bezoek aan het graf, dus, zinloos is.

Het besef van een plek nodig hebben om te bezoeken om daar stil te staan bij het leven van de gestorvene, en wat die voor je betekende, kende mijn ouders niet. Voor rouwen was in principe geen vorm. Ik kan mij nauwelijks rituelen herinneren. Op oudejaarsavond werden in de kerkdienst wellicht de namen gelezen van wie in het afgelopen jaar gestorven waren, maar meer dan dat was er niet, voor zover ik weet. Tijdens samenkomsten bij een begrafenis kon het zelfs gebeuren dat de naam van de overledene niet genoemd werd, zo bang was men voor wat ‘persoonsverheerlijking’ genoemd werd. Dat is tegenwoordig wel anders. Soms met een tegenreactie. Geliefden worden dan zo opgehemeld alsof ze volkomen gevrijwaard waren van onhebbelijke eigenschappen. Maar goed. Balans is vaak moeilijk.

Veel van wat nu geaccepteerd is, zoals een kaars branden of een gedachtenistafel, was toen nog ‘rooms’ en ‘rooms’ was per definitie slecht. Bloemen leggen bij een graf was nog erger dan rooms. Dat was heidens in mijn vaders ogen. Dat riekte naar voorouderverering. Van mijn opa vertelde mijn moeder dat hij zelfs geen naam op zijn grafsteen wilde. Alleen maar deze woorden: ‘Wachtend op de jongste dag’

Toen mijn moeder overleed en we met elkaar als familie vonden dat het toch wel verdrietig was dat er van mijn vader en zus nergens meer een gedenkteken was, hebben we een graf gekocht. Mijn moeder is er begraven en op de gedenksteen staan de namen van mijn beide ouders en die van Loes. Dat is goed.

We liepen nog wat rond op de begraafplaats de Beukenhof in Schiedam. De zon scheen, het was zo’n gouden herfstdag. Ik bedacht hoeveel familieleden er begraven liggen. Vele ooms en tantes, ik denk ook grootouders en hoe vreemd het is dat er zo weinig terug te vinden is dat aan hen herinnert. Wat me ook opviel was dat de nieuwere grafstenen zo groot, opzichtig en glimmend zijn. Veel marmer en extra’s. Ook daarin zie je een tijd veranderen. De oude stenen vaak eenvoudig, van grijs graniet of zo, met zwarte letters, verweerd en niet altijd meer leesbaar. Zoals dat eigenlijk ook hoort bij de dood, vind ik zelf. De nieuwere stenen zijn hard en onverwoestbaar, met foto’s en allerlei attributen. Ergens ook een ontkenning van de vergankelijkheid van het leven en van de dood zelf, onbedoeld.

Schiedam

We trokken nog een paar uur mijn geboortestad Schiedam weer in. De voetstappen van mijn hele voorgeslacht liggen er en ik raak steeds meer gefascineerd door hun geschiedenis. Het oude centrum van Schiedam is mooi, mooier nog zijn de grachten met hun oude panden waar de rijke regenten woonden, zoals de ‘destillateurs’, de directeuren/eigenaren van de jeneverbranderijen waar Schiedam bekend/berucht om is. Veel mijn voorvaderen hebben er hun kost verdiend, met bloed, zweet en tranen. Op veel trouwaktes worden de beroepen vermeld van getuigen en zoveel werkten er als brandersknecht. of zakkendrager. Ik probeer me zo’n arbeidersleven voor te stellen. Als brandersknecht werkte je meer dan 14 uur per dag in de hitte en in de jeneverwalm. Je vertrok voor dag en dauw naar je werk, werd waarschijnlijk half dronken van de walm alleen, kreeg soms ook als deel van je loon bij je middageten een kruikje te drinken. ’s Avonds was het acht uur voor je naar huis kon. Hoe kwam je thuis? Hoe woonde je? In een krot? In een door de gemeente gebouwd hofje waar het iets beter was dan in een krot? Waar je wel met meerdere huishoudens een WC deelde. Schiedam was een arme stad.

Ook de Julianakerk waar zij beiden gedoopt werden en kerkten staat er nog. (Correctie: Ik hoorde van familie dat deze kerk helaas is afgebroken) De NGK aan de Westvest 30 waar mijn broers en zussen gedoopt werden. (Opnieuw een correctie: pas in 1954 kerkte men voor het eerst in dit gebouw. Daarvoor in het gebouw van de Nederlandse Protestantenbond, Westvest 92. Ik ben dus als enige in het nieuwe kerkgebouw gedoopt. Wel zijn wij alle vijf door ds. C. Vonk gedoopt, hoewel er ook nog een tweede predikant was, van Oene, van 1948 – 1952. Dus wie weet). Wederzijdse woonhuizen van vroeger en later zijn nog te vinden.

Stefan Hertmans zegt het mooi: “Geschiedenis ligt op straat, ze is een schichtig ding, als een lichtvlek met een menselijke contour omgeven door duistere, verloren levens.” (De bekeerlinge, Bezige Bij 2016)

appeltaart to go ter ere van de verjaardag bij Zaa-lig in Schiedam
Bij het trouwen van een zus van mijn vader, 1939

Ter ere van mijn moeders verjaardag halen we koffie en appeltaart bij een restaurantje aan de markt. Met de toepasselijke naam Zaalig! Een kwalificatie die mijn vader graag gebruikte om eten en drinken te omschrijven. Echt Schiedams. En de appeltaart verdient de onderscheiding! Die was werkelijk zaalig!

Kleine familiegeschiedenis 5 – Frankrijk, Zeeland en Kindersterfte

Als er iets verslavend is dan is het dit wel: zoeken naar je familiegeschiedenis. Uren kan ik doorbrengen achter mijn laptopje, klikkend naar weer andere informatie over de inmiddels 20 familienamen, en de mensen die daar achter schuil gaan. Ik ontdek geen spectaculaire dingen, (behalve dan dat mijn schoondochter via haar vader van adellijke afkomst lijkt te zijn, nog verder uit te zoeken) maar juist het alledaagse is zo boeiend. Armoede, of onverwachte beroepen, onontdekte verbintenissen, achtergronden. Ik smul ervan. Nou ja, laat ik dat wat nuanceren. Af en toe zit ik ook met kippenvel of zelfs met tranen in mijn ogen. De kindersterfte in mijn voorgeslacht, vooral in de 19e eeuw aan de Schiedamse kant was schrikbarend. Daarover later meer.

Inmiddels weet ik dat ik aan beide zijden Duitse en Franse Vlaamse voorouders heb. En oer-Hollandse, van die mensen die niet weg te branden waren uit Schiedam. Eenvoudige lieden, hoewel er af en toe een reislustige tussen zat die het na zijn pensioenleeftijd nog voor elkaar kreeg te emigreren naar Amerika om daar vervolgens een veeteeltbedrijf te starten. Maar goed, die was dan ook al jong vanuit Duitsland naar Schiedam gemigreerd en zijn vrouw kwam uit het verre Dordrecht.

De acht mooie dochters van van Bellen begin 1900-derde van links mijn mooie oma

 

Ik weet nu waar mijn oma van Bellen aan moederskant en haar zeven acht schone zussen hun mooie donkere haren vandaan hebben: Uit Frankrijk! Wellicht nog vroeger terug, uit de Mediterranee. De naam Van Bellen is oorspronkelijk een plaatsnaam:  Belle of:  Baillieul, een plaatsje in Noordfrankrijk. De reden van de reis van Frankrijk via Zeeland naar Schiedam is huiswerk. Hugenoten? Armoede? Al in de 17e eeuw komt de naam van Belle voor in Zeeland, dus misschien gaat het terug naar de tachtigjarige oorlog. Spaans bloed?

 

Vanmiddag heb ik weer een tijd zitten speuren naar de Sonneveld voorouders. Dat stemde me verdrietig, want de kindersterfte in die lijn is vreselijk, zoals ik al zei. Mijn betovergrootouders Sonneveld, Bruin en Maria de Bruin,  (geboren resp. in 1806 en 1811) kregen tien kinderen van wie er vier overleven voor zover ik kan nagaan. Allemaal op jonge leeftijd overleden, een paar maanden, een jaar, drie-en-half jaar en uiteindelijk een jongen van veertien. Het jongste kind wordt geboren als de moeder vier-en-veertig is. Ze sterft uiteindelijk vier jaar na de dood van de 14 jarige zoon. Ze is dan 57. Wat een zwaar leven! Mijn betovergrootvader was gistwerker. In de jeneverstokerijen in Schiedam, een uitputtend beroep. Niet helemaal duidelijk is of een gistwerker een andere naam voor zakkendrager was. Deze mannen droegen zakken van 50 kilo graan soms wel drie verdiepingen omhoog bij de branderijen. Aan de haven in Schiedam staat nog altijd het mooie Zakkendragershuis, sinds 1725 verzamelpunt voor de arbeiders die op werk wachtten.

Zakkendragershuis Schiedam

Al eerder schreef ik over mijn overgrootouders Buschman – Joppe van wie slechts drie van de dertien kinderen overleefden. Onder wie mijn grootmoeder, moeder van mijn vader.

Hoe dat geweest moet zijn voor deze mensen, daar kan ik me geen voorstelling van maken. Iedere keer weer een kleintje ziek te zien worden, sterven en naar het graf moeten dragen. In de, nog handgeschreven overlijdensaktes, komt het akelig dichtbij. Op dat en dat adres, om zeven uur en drie minuten is overleden, enzovoort. Je ziet de ouders bij het bedje zitten van een doodziek kind. Cholera, koorts. Komt het goed? Gaat het toch weer mis? En dan weer een dood kindje moeten oppakken en in een kistje leggen. Hartverscheurend. Ik weet dat men zegt dat in die tijd men zich anders hechtte aan een kind, juist vanwege die hoge kindersterfte. Maar een moeder en een vader blijven rouwen.  Anders dan nu misschien, waar de dood volledig uit het leven verbannen lijkt,  maar niettemin de rauwe. scherpe pijn van verlies.

Ik vroeg me af waarom er zoveel kinderen stierven, juist aan die kant van de familie. Oorzaken van het sterven worden in de akten niet te genoemd. Ik las in een artikel dat onder de arme arbeidersbevolking vrouwen minder borstvoeding gaven omdat ze vaak zelf moesten werken om het inkomen te vergroten. Of snel overgingen op andere (slechte) voeding vanwege het grote aantal zwangerschappen en andere kinderen. In het midden van de 19e eeuw kwam nog 30% van de kinderen jong te overlijden, voor het eerste levensjaar. Maar in het gezin van mijn overgrootouders Buschman overleden negen van de elf kinderen en een generatie terug, bij de ouders van de vrouw eveneens meer dan de helft van het aantal kinderen. Je vraagt je af, was er sprake van een erfelijke ziekte? Wie zal het zeggen. Maar de constante herhaling van dezelfde namen, jaar na jaar, gebruikt tot er eindelijk een Helena of Maarten was die overleefde,  is beklemmend om te lezen

Aan mijn moederskant van de familie zie je een verschil. Er is (tot nog toe, ik zit in de 19e eeuw) minder kindersterfte en er lijkt een direct verband met de sociale status van de familie. Niet rijk, maar toch duidelijk niet behorend bij de armen, de arbeidersklasse.

Wordt vervolgd.

Kleine geschiedenis van mijn vader 4 – Van oude mensen

Ik ben de laatste weken weer aan het zoeken. Met name op internet. En wat een grenzeloze wereld aan feiten en documenten is daar te vinden. Wat ik zoek? Feiten en feitjes. Jaartallen, namen, plaatsen alles wat te maken heeft met de geschiedenis van mijn betovergrootvader Buschmann. De opa van mijn oma van vaderskant. Alles wat met hem en zijn nazaten betreft in de Verenigde Staten.  Want, zoals ik al eerder schreef ontdekte ik nog niet zo lang geleden dat de goede man in 1878, op zijn zestigste (!) nog emigreerde vanuit Schiedam, Zwart Nazareth, jeneverstad, naar de prairies van Kansas in Amerika. Eerst vanuit Duitsland naar Nederland als jonge man en alsnog op, voor die tijd toch, hoge leeftijd naar de VS. Al speurend (en gebruik makend van gratis proeftijden van allerlei genealogische websites zoals Ancestry.com) kom ik steeds meer te weten.

Op een goeie dag in 1878 vertrekt Carl Buschman met drie zoons en twee neven van zijn vrouw Helena Poots naar New York. In die tijd nog een lange tocht van rond de twee weken, per stoomboot. Op de scheepslijsten van de Nederlandse Stoommaatschappij heb ik de naam van zijn vrouw en dochter teruggevonden. Die van hem moet ik nog vinden. Op Ellis eiland moet hij vermeld staan in de immigratie-archieven, die ik nog door moet pluizen. Even weer speuren naar een proeftijd ergens! Want alles zit in de VS achter een betaalmuur.

Ik vind hem terug in een kleine nederzetting, Farmington, Kansas, in 1880. Op een lijst van de overheid die land- en veebezit in de staat Kansas in kaart brengt. Samen met zoons en neven heeft hij ontgonnen en nog meer niet ontgonnen land. En vee. Ik zoek nog naar het antwoord op de vraag hoe hij in zo’n korte tijd een redelijk bezit opbouwt. De jongens hebben inmiddels allemaal Engelse namen. Charles, Louis en John. Dochter Catharina is Katie geworden.

Zijn vrouw Helena heeft zich bij hem gevoegd in 1879, samen met hun dochter Catharina, een meisje van 18. Jongste zoon Christiaan (Louis) was 15 bij overkomst. Het zegt wel iets over moeder Helena die op 45 jarige leeftijd haar 10e en laatste kind baart. Dat sterft na een aantal weken. En dan onderneemt ze, op 59 jarige leeftijd nog die enorme tocht naar een onbekend land om daar, met achterlating van al haar oudere kinderen (waaronder mijn overgrootvader), schoondochters, schoonzoons en kleinkinderen en verdere familie, een boerenbestaan op te bouwen. Mijn oma werd een jaar later geboren in1880 en heeft haar grootouders van vaders kant dus nooit gekend. Deze dame, Helena, was dus geen mietje.

Carl of Karel, mijn voorvader kwam van een boerderij in Duitsland. Je ziet in de Nederlandse documenten steeds weer terug komen dat hij een bestaan probeert op te bouwen als boer of beter nog als veehandelaar. Hij begint in Schiedam als brandersknecht wat een hel voor hem geweest moet zijn. Binnen, in de hitte en weinig geld. Al gauw komt onder de (vele!) geboortebewijzen te staan dat hij ‘bouman’ als beroep heeft, boer. Veel grond was het nooit en waarschijnlijk ook gepacht en niet als bezit. Het handelen in vee naar Amerika liep mis omdat de koeien de lange overtocht op een stoomboot niet heelhuids overleefden. Toen moet hij gedacht hebben: ik ga er zelf heen! Hier lukt het niet en zo kunnen tenminste de jongere kinderen nog een toekomst opbouwen. Schiedam eind 19e eeuw was geen prettige plek om op te groeien. Lees het begin van ‘De eeuw van mijn vader’, van Geert Mak er maar op terug.

Zo ben ik nu aangeland op het kerkhof van Stockton, Kansas. Daar heb ik door een reactie van iemand op een genealogisch forum de grafstenen gevonden van beide oudgrootouders. Karl (de Amerikaanse versie van zijn naam) sterft in 1887, dus heeft niet lang kunnen genieten van zijn ‘vrijheid’. En Helena sterft in 1891.  Via een website met foto’s van grafstenen ontving ik deze beelden.

Daar liggen ze dan. De dappere dodo’s. Ik ben eigenlijk wel trots op deze mensen. Maar ik weet nog maar een schijntje, dus de zoektocht gaat door.

grafsteen Karl Heinrich Buschman 1819-1887

grafsteen Helena Buschman Poots 1819-1891

 

Kleine geschiedenis van mijn vader 3 – Van Duitsland, via Nederland naar de VS

Mijn reislustige oudvader (officiële naam van de vader van je betovergrootvader) aan vaders kant, Carl Heinrich Buschman  is twee maal geëmigreerd in zijn leven. Dat is toch wel opmerkelijk vind ik. In een tijd waarin reizen een enorme onderneming was, waar emigreren betekende definitief afscheid nemen van familie, heeft deze man dat tot twéémaal toe gedaan! Eerst afscheid, rond 1840, van zijn moeder in Duitsland , die als relatief jonge weduwe achterbleef met haar kinderen, misschien in de hoop dat haar zoons in haar onderhoud konden helpen voorzien. Ruim 35 jaar later neemt CHB opnieuw afscheid, maar dan van kinderen en kleinkinderen. Dat getuigt van een bepaald karakter, lijkt me.

Zijn oudste broer was in de jaren dertig van de 19e eeuw al eerder vertrokken naar Nederland en werkte bij een bakker in Rotterdam. Waarschijnlijk na het doorlopen van militaire dienst vertrokken. Net als Carl Heinrich Buschman (Karel of Henk?), volgens de papieren in Duitsland, zijn militaire dienst had vervuld, vóór hij naar Schiedam vertrok.

Ontheffing Nederlandse militaire dienst vanwege dienst in Duitsland
Ontheffing Nederlandse militaire dienst vanwege dienst in Duitsland

Het was een hele papierwinkel voor hem om daar later uiteindelijk te kunnen trouwen met zijn Helena Poots uit Dordrecht. Ze hebben, vermoed ik, lang moeten wachten voordat alles geregeld was. Niet leuk voor hen want Helena beviel nauwelijks een maand na de bruiloft van hun zoon Frederik Willem, mijn overgrootvader. Voor mij wel leuk, want door al die documenten krijg ik meer inzicht in een stukje van CH’s levensloop.

Van het feit dat hij in Duitsland in dienst was geweest, moest namelijk bewijs komen uit de deelstaat Hessen waar hij diende. Dat bewijs moest vervolgens door een notaris worden gewaarmerkt. Zijn geboortebewijs kwam niet van het stadhuis, maar van de Lutherse gemeente waar hij gedoopt werd. Ook dat moest natuurlijk bewezen en gewaarmerkt. In Holland gaan we niet over één nacht ijs, immers?

copiekerk.archieflavesloh1846

Van trouwen kon dus geen sprake zijn tot alle benodigde papieren binnen waren. Ondertussen groeide de buik van Helena. Mocht het een schande zijn geweest, dan was er geen geheimhouding meer mogelijk. Toch krijg ik de indruk dat er in die tijd vaak getrouwd werd met al een kind-op-komst. In de families van mijn beide ouders komt het met de regelmaat van de klok voor dat er kinderen geboren worden, minder dan 9 maanden na de huwelijksdatum. Een van mijn voorouders werd bij het huwelijk van haar ouders pas geëcht. Hoewel de vader al wel had laten vastleggen dat hij de vader was. Op zijn 19e. Hij en zijn aanstaande waren zo arm dat ze zelfs werden vrijgesteld van de leges voor de ondertrouw. Ook dat werd netjes vastgelegd in de documenten, artikelnummer en inhoud van het artikel: vanwege armoede. Tja.

Bewijs van armoede Jan van Katwijk
Bewijs van armoede Jan van Katwijk

Mijn ouders komen geen van beide uit een rijk voorgeslacht, dat mag duidelijk zijn. Pas aan het begin van de 19e eeuw zie je de welstand aan mijn moeders kant van de familie wat toenemen. De beroepen worden meer middenstand: Veldwachter, kantoorbediende, en een eigen bedrijf in glas en verf. Ik heb gegevens gevonden over een voorvader van Katwijk in de 17e eeuw die lid was van het Lucasgilde, het gilde voor alles wat met schilderen en verf te maken had, ook voor kunstschilders. Was hij ambachtsman of kunstschilder? Ik denk het eerste, want hoewel er aanleg voor tekenen in de familie zit, is er tot nu toe nog geen vroege of late Van Katwijk ontdekt, helaas…

Aangifte Maria van Katwijk 1828

Ik ben nu naarstig op zoek naar hoe het Carl Heinrich Buschman is vergaan in de Verenigde Staten. Hij vertrok met vrouw en dochter naar St. Louis, Missouri, het Mekka van Duitse immigranten en jammer genoeg heette 80% Buschman. Twee van zijn zoons (de jongsten) vertrokken met twee neven tegelijkertijd naar Kansas City, Kansas. Waarom daarheen? Had het iets te maken met veehandel, omdat hij daar in Nederland ook mee bezig was, evenals de oudste zoon, Frederik Willem ? Die handel was niet erg succesvol in elk geval. FW bleef achter, voor zover ik nu kan nagaan, met weinig geld op een gepacht stukje grond in Schiedam waar hij met zijn gezin op een klein boerderijtje woonde. Mijn oma Sonneveld werd daar geboren in 1875 als een van de elf kinderen (en één van de drie die overleven). Zij heeft haar eigen opa en oma dus niet bewust meegemaakt. Ze was twee jaar toen die vertrokken met de boot voor de grote overtocht naar Amerika. Het land van nieuwe mogelijkheden. In 1878.

Kleine geschiedenis van mijn vader 2 – ‘Je komt mar eens anlazere’

Met die woorden nodigde mijn bet-betovergrootvader de commissaris van de koning (van Zuid-Holland) uit om bij hem langs te komen, wat de goede man daarna blijkbaar regelmatig deed. Mijn verre grootvader Cornelis Joppe (1819 – 1903) was een graag geziene notabele in Sommelsdijk, op het eiland Goeree-Overflakkee. Hij was er vele jaren wethouder en voorzag genoemde  commissaris regelmatig van inlichtingen over het wel en wee op het eiland. Cornelis was de vader van Teuntje Joppe die met Frederik Willem Buschman trouwde (zie mijn blog over hen). Zij werden vervolgens de ouders van mijn oma Sonneveld.

 

SAM_0484
Teuntje Joppe, bij verloving of trouwen? Circa 1873, 21 jaar

Geen geld, wel charmes...Frederik Wilhelm Buschman
Geen geld, wel charmes…Frederik Wilhelm Buschman, rond dezelfde tijd, vermoedelijk 27 jaar

Teuntje was de enige van de kinderen van Cornelis die het eiland verliet. Haar man Frederik was veehandelaar en kwam vanuit Schiedam naar de eilanden om koeien in te kopen voor verscheping naar de VS. Omdat die handel niet zo best verliep was het armoe troef vaak. Anders dan ze thuis gewend was zat Teuntje vaak om geld verlegen. Ik heb een grote familiefoto uit 1902 van haar ouders (en nageslacht) genomen op hun diamanten bruiloft (60 jaar) waarop alle dames met mooie Flakkeese keuvels op de foto staan. Behalve Teuntje. Die heeft niets op haar hoofd, opvallend genoeg. Waarschijnlijk was ze te stads geworden voor een kuivel. Of had ze de juwelen moeten verkopen waarmee je zo’n ding vastprikte. Ze heeft een zeer zwaar leven gehad, volgens mij. Van haar twaalf (!) kinderen overleven er slechts drie. Een zoon, en twee dochters, waaronder dus mijn oma.

Cornelis ondertussen heeft naam gemaakt op de eilanden. Hij woonde er in een redelijk mooi huis, we zijn er laatst wezen kijken. Het staat er nog net zo. Enkele Ring 9. Als erkentelijkheid voor zijn betekenis voor Sommelsdijk kreeg hij zelfs in 1892 een gouden bril. Dat waren nog eens praktische geschenken! Niks geen Maserati. Verder was hij diaken, ouderling, raadslid en uiteindelijk, tot twee jaar voor zijn dood, wethouder. En hij kon dus zomaar tegen een belangrijk persoon als de commissaris van de koning zeggen dat die maar eens: ‘aan kon komen lazeren’! Zou het Goerees zijn?

**met dank aan het door J.L. Braber samengestelde ‘Geschiedenis van het Sommelsdijkse geslacht Joppe’.

Nog meer wortels, nu in Utuado

Stel je voor, 14 mensen en drie auto’s. Iedereen heeft uitgesproken gedachtes over waar we heen moeten, hoe we moeten rijden, hoe hard er gereden moet worden en er moet altijd iemand naar de WC, net als je denkt dat we nu eindelijk kunnen vertrekken.

Familiebijeenkomsten zijn een ware test voor hoeveel krediet we elkaar gunnen. Soms wordt er een foto genomen van ‘iedereen’ en komt er, net als de enigzins verbouwereerde voorbijganger die de foto maakte, vertrokken is, iemand verongelijkt aan gelopen: ‘waar waren jullie opeens allemaal???’ Oeps, toch niet iedereen op de foto. We durven niet eens te zeggen dat we dachten dat we compleet waren. We maken gewoon nog een foto. Wildvreemde mensen krijgen opeens een camera in hun handen geduwd met in steenkool Spaans het verzoek de groep op de foto te zetten. In San Juan, aan de noordkust,waar ons Guesthouse staat, spreken veel mensen Engels maar in het binnenland waar we nu al een paar keer geweest zijn is Engels een echte vreemde taal. We zijn dan wel op Amerikaans grondgebied, maar dat betekent niet dat er Engels gesproken wordt. De mensen zijn overigens allervriendelijkst en behulpzaam.

Vandaag een lange tocht door de bergen naar de geboorteplaats van (bet)(over)(groot)vader Fausto Matos, die zich in Amerika John liet noemen. Opnieuw prachtige tocht door weelderig begroeide landschappen. Indrukwekkende bamboebossen, overal alles smaragd groen vanwege de vele regen en de warme temperaturen. Nu weet ik wat een tropische begroeiing betekent.

We hebben opnieuw de kathedraal bezocht in het stadje, maar vonden helaas de pastoor en de secretaresse gevlogen. Het was dan ook zaterdag. Veel wijzer zijn we daar niet geworden, behalve dat we de belofte kregen, telefonisch, dat we de informatie per mail toegestuurd zouden krijgen. Iets minder spectaculair dan twee dagen geleden toen we de naam van Carmen met eigen ogen zagen in de oude registers van de kerk.

Een van de broers van Kim had het lumineuze idee naar de politie te gaan. Gewoon vragen of er nog families Matos in het stadje wonen. En warempel, de politievrouw wees ons de weg naar het huis van een gepensioneerde politieman die Matos heette. Z’n vrouw zat niets vermoedend op de open galerij. Mijn schoonmoeder, die ook nergens voor terugdeinst, sprak haar aan (Blanca spreekt vloeiend Spaans)en vroeg of haar man misschien thuis was. Ze legde de situatie uit en ja hoor, gastvrij als de Puerto Ricanen zijn, we werden allemaal binnen gevraagd. Het bleef stromen voor we allemaal met z’n veertienen daar zaten. Na een poosje verscheen de heer Matos. Zijn vader die alles van de Matos achtergrond wist, was helaas het jaar daarvoor overleden. Maar hij wist heel goed dat de Matossen uit de directe omgeving van het stadje kwamen. Om de stad heen lagen de hacienda’s, de boerderijen en de bananenplantages en dat was waar de meesten vandaan kwamen.

We zijn later nog de bergen in gereden om een idee te hebben van hoe het er daar uit zag.
Veel was niet veranderd in 100 jaar. Inmiddels is me ook duidelijk waarom Juan zo ver van zijn eigen stad Carmen ontmoette. Hij was soldaat in het Amerikaanse leger tijdens de 1e WO, gelegerd in Panama en met verlof thuis. Met z’n maten trok hij rond om in elke grotere stad de meisjes ‘uit te proberen’. Het stelde in die tijd niet veel meer voor dan kijken, maar goed.

Als sluitstuk van de dag zijn we op een nederzetting geweest van de authentieke bevolking van Puerto Rico. Tot de Spanjaarden bezit namen van het eiland leefden er Indianenstammen, de Tainos. De nederzetting die wij bezochten was een campground waar wedstrijden in een soort balspel (een combinatie van volley en basketbal) werden gespeeld tussen de verschillende clans van het eiland en waar ook religieuze rituelen plaatsvonden.

Nadat de Spanjaarden kwamen in de 15e eeuw, is de Indiaanse bevolking vrijwel uitgeroeid en de overblijvenden hebben zich min of meer vermengd met vooral de boerenbevolking. Veel gebruiken en tradities, vooral ook de muziek, zijn daarom nog wel traceerbaar. De overgrootmoeder van mijn schoonmoeder had duidelijk Indiaans bloed, aan haar uiterlijk te zien. De hoge jukbeenderen, de ietwat schuine ogen. Ik heb een oude foto op onze slaapkamer hangen. Nu kan ik die trekken in dat prachtige, sepia gekleurde vrouwengezicht plaatsen.

%d bloggers liken dit: