In Nederland gaan we na de begrafenis van een geliefde weer naar huis. Na de koffie en de cake en wat napraten. De achtergelaten bezittingen van de geliefde worden te zijner tijd verdeeld, wanneer we er aan toe zijn. Bij Blanca’s spullen liep het anders. Om verschillende redenen wilde mijn schoonvader dat haar kleding en sieraden nog dezelfde week zouden worden uitgezocht en opgeruimd. – Wanneer moet het anders, was zijn idee. – Nu zijn jullie er allemaal. De oudste dochter uit Californië, de jongste uit Summerville, de broers uit Nederland, Californië en New York, Massachussets; kleinkinderen uit Nederland, Arkansas en New York.. Hoe vaak zouden we er weer allemaal samen zijn?
Zo begonnen we aan de zware, onwezenlijke klus. De kasten en laden openenen en alle kleding, hoeden, baretten en sieraden sorteren, uitzoeken en opruimen. Met het sterke gevoel iemands privé te schenden door rond te neuzen in haar spullen. Steeds weer drie stapels: weg – twijfel – behouden; waardevol – niet-waardevol,maar emotionele hechting – prullaria – Kringloop
Mijn schoonmoeder hield van sieraden. Dozijnen doosjes vol oorbellen, kettingen, ringen en broches. In iedere la, nog meer doosjes. Ze hield ook van kleding en van kleding bewaren. Ware vintage trokken we van de hangertjes. Dagenlang zijn we bezig geweest, onder leiding van gedecideerde oudste dochter Lark. Bergen vuilniszakken voor het Leger des Heils, stapels dierbare kleding voor de koffers van de negen vrouwen, spullen voor de zeven mannen en (slechts) een paar bijzondere voor Chris, haar man. Ging het allemaal zonder spanningen? Neen. De een is een doorpakker, hup, hup. De ander heeft tijd nodig, ‘ ‘laat nog even liggen’. Een eruptie hier, een stoomwolk daar, maar uiteindelijk was het klaar. Moeilijk, pijnlijk en onwezenlijk. Maar schoonvader was blij.
Zondag na de begrafenis begon het bij mij te piepen en te schuren. Tot op dat moment was alles goed verlopen, terwijl ik geen grote groepen mens ben. Ik voelde me gedragen door gebeden. Ik draaide mee, luisterde, troostte, luisterde weer; lachte mee, herinnerde mee, zong mee; ruimde op, ruimde af, ruimde in, ruimde uit; zette eten klaar, waste af, praatte met die, omhelsde een ander. Maar mijn emoties zaten op slot. Ik had nog geen traan gelaten.
Die zondag kantelde er iets. Ik had slecht geslapen. We gingen naar de kerk (City Life Boston) en één van de liederen tijdens de dienst raakte me. Het eerste scheurtje in mijn survival-schil. Het bleef die dag wringen. Aan de laatste ronde van sieraden- en hoedenverdeling kon ik niet meedoen. Ik ben gaan wandelen langs het water. De woontoren van mijn schoonouders staat aan de haven van Boston. Langs het water loopt een prachtig wandelpad van een paar kilometer. De dobberende boten, het geluid van krijsende meeuwen, de stapelwolken in de staalblauwe lucht, de zon, de gure wind, allemaal elementen die mij openen, rechtstreeks mijn ziel binnenkomen. Ik ben een watermens.
Ik dacht aan alle doosjes die door mijn handen waren gegaan. En ik realiseerde me dat deze wandeling, dit alleen zijn met het water, me eindelijk bij het doosje bracht wat nog dicht zat, maar (knarsend en wel) open wilde. Ergens in een kamer van mijn ziel bewaar ik dat doosje met het verdriet om geliefden die al eerder stierven. Het verdriet om Blanca kon ik pas ervaren als dat deksel er af kwam. Dat gaat meestal moeizaam, want de inhoud is donker. Ik voelde echter aan mijn lijf dat het gebeuren moest.
Ik ben dus maar gaan zitten met het weidse uitzicht op het water en heb het ondergaan. Het verdriet om de geliefden die ik mis. Niet altijd bewust, maar wel op de achtergrond. Sommigen veel te jong gestorven. Het is uiteindelijk de pijn om de vergankelijkheid van het leven. De pijn omdat het altijd weer op sterven uitloopt. Op afscheid nemen en ‘afgesneden zijn’ (Vasalis). De schreeuw uit de diepte van psalm 130. Even geen uitzicht hebben op Pasen.
De zon verdween, ik kreeg het koud, het werd tijd om terug te gaan. En wat een weelde: thuis dochters om me te troosten! Mannen zijn kanjers, daar leun je op, maar soms stellen ze teveel vragen. Vrouwen, ‘mijn’ vrouwen vroegen niets. Twee paar armen om me heen. Even de tranen de vrije loop.
Toen was het weer goed. Het verdriet om Blanca had zich bij het andere verdriet gevoegd. Dat pijn doet. Maar ook zacht maakt en helpt om mee te voelen met anderen.
Een soort welriekend compost, zeg maar. Het maakt de grond van mijn bestaan vruchtbaar. Het is toch Pasen geworden.