
‘Ik wilde je zeggen dat ik geloof er goed aan gedaan te hebben hierheen te gaan, allereerst omdat ik, nu ik de werkelijkheid van het leven van allerlei gekken of dwazen in deze menagerie zie, de vage vrees, de angst ervoor kwijt raak. En langzamerhand krankzinnigheid kan gaan beschouwen als een ziekte zoals elke andere ziekte.(………..)en hoewel je hier voortdurend vreselijk geschreeuw en gekrijs hoort als van beesten in een dierentuin, kennen de mensen elkaar hier ondanks dat heel goed en helpen ze elkaar als ze een aanval krijgen.(…..) Ik ben nog nooit zo rustig geweest als hier(..) zodat ik eindelijk een beetje kan schilderen…’
Dit schrijft de schilder Vincent Van Gogh op 9 mei 1889 aan zijn broer Theo in Parijs. Hij is begin mei opgenomen in een psychiatrische inrichting in Saint-Remy-de -Provence. In Arles, zijn woonplaats sinds een jaar, heeft hij ‘aanvallen’ van waanzin (bijna iedereen kent wel het beruchte ‘oorverhaal’, waarbij Vincent een groot stuk van zijn oor afsnijdt en presenteert aan een prostitué). Minder bekend is dat hij ook van de grond ging eten en zijn verf en zelfs de terpentine trachtte te drinken.
Hij was ver heen. Vandaar dat zijn broer Theo regelde dat hij opgenomen werd en onder behandeling kwam van dr. Peyron. Een voor die tijd ‘wijze’ arts die erg zijn best deed mensen met een psychiatrische stoornis humaan te verplegen. Met de beperkte kennis van toen weliswaar, maar de toestanden in de inrichting waren zodanig dat Van Gogh er zich beter voelde dan in zijn eigen huis in Arles, dat blijkt uit zijn brieven uit die periode. Hij is niet erg weg van het eten, wil niet teveel te maken hebben met de andere zieken, maar hij voelt zich er geborgen en veilig. Dr. Peyron schrijft in zijn aantekeningen over van Gogh dat hij waarschijnlijk aan epilepsie lijdt. Met onregelmatig voorkomende toevallen, tijdens welke hij zich niet langer bewust is wat hij doet.
Eén van de behandelmethodes bestaat uit baden, tweemaal per week, twee uur lang, de zg. hydrotherapie. We zagen de houten kuipen, met deksel. Dat werd waarschijnlijk bij onrustige patiënten vastgeschroefd zodat ze er niet uit konden springen.

Al jaren volgen echtgenoot en ik het ‘spoor’ van Van Gogh door Nederland en Frankrijk. Het begon met een ‘toevallige’ lezing van een Regenboog-pocket ‘Brieven aan Theo’. Ooit door mij geschonken aan echtgenoot vanwege zijn interesse in en bewondering voor de schilderijen van Van Gogh. De brieven sloegen in als een bom. Ik moest ze onmiddellijk ook lezen. Wat ik deed en ik begreep waarom ze zo’n indruk maakten. Van Gogh kon geweldig goed schrijven, zeer persoonlijk en beeldend en legt zijn ziel volkomen bloot in bijna iedere brief. Eerst zijn worsteling en gedrevenheid om armen te helpen en het evangelie te preken. Periodes die grote teleurstelling brengen. Dan de strijd om te schilderen zoals hij het wilde, de armoede en het geworstel om in zijn levensonderhoud te voorzien, wat niet lukt. De tegenslagen. Veel idealen lopen op niets uit, alleen het schilderen blijft. Zonder enige erkenning schildert hij uiteindelijk als een razende het ene doek na het andere. Geld om te leven heeft hij niet, zijn broer Theo onderhoudt hem volledig.
De brieven (inmiddels hebben we de volledige uitgave cadeau gekregen) geven een inkijk in het moeizame en, ondanks zijn grote talent, toen nog onopgemerkte leven van de schilder. Hij neemt in Den Haag een zwangere prostitué in huis, Sien, eerst met de bedoeling om haar een plek te geven waar ze haar kind kan krijgen. Het brengt hem in kwaad gerucht. De familie heeft het er moeilijk mee, vooral zijn vader die predikant is, en Vincent niet kan volgen. Er is veel ruzie. In Parijs gaat hij onder invloed van anderen lichter schilderen dan hij in Nederland deed, maar de zon breekt pas echt door wanneer hij in Zuid Frankrijk, in Arles, arriveert. Alleen is van Gogh dan al een gekweld, ziek mens. Waarschijnlijk ook als gevolg van alcohol (absinth!) en een slecht dieet is zijn gezondheid ondermijnd. Dat komt zijn psychische gesteldheid niet ten goede.
In St.Remy schildert hij alle uren van de dag. Het is de enige manier dat hij overleven kan, zo zegt hij zelf. Hij maakt er sommige van zijn mooiste doeken. Amandelbloesem schilderde van Gogh als kraamcadeau voor het zoontje van Theo en zijn vrouw Jo. De irissen groeien nog steeds in lange rijen in de tuin van het ziekenhuis (uitgebloeid op de foto). Alles in zijn omgeving kwam op doek te staan. Ook het (schitterende) uitzicht vanuit zijn raam.
We hebben daar gestaan in die kamer, met een vreemde mengeling van gevoelens. Hier in deze kleine, sobere kamer in een psychiatrisch ziekenhuis, in een uithoek van Frankrijk woonde een gekwelde, geniale man, die nog maar een jaar te leven had en onbekend (behalve onder een paar collega’s) in Auvers begraven zou worden. En honderden ondergewaardeerde doeken achterliet. Nét voor zijn dood in 1890 lijkt het erop dat hij zijn eerste doek zal verkopen. Hij heeft het niet meer mee kunnen maken.
Irissen. Tegen de zon in gefotografeerd, de gevel met het slaapkamerraam van Van Gogh, en de kapel op het terrein van de inrichting, ook toen al in gebruik. De inrichting was onderdeel van een klooster.
Het is een tragisch verhaal. Met voor Van Gogh liefhebbers een gouden einde. Zijn geweldig talent is uiteindelijk ontdekt en voor ons is er nu zijn prachtige erfenis. Weten dat die de vrucht is van veel bloed, zweet en tranen maakt die erfenis een ware schat.