Foto’s en brieven van vroeger

’s Ochtends vertelde onze buurman in India dat ze die middag zou komen, Ness Khana*, ons voormalig sponsorkind via Stichting Red een Kind. Vanaf 1980 of zo maakten wij (en velen met ons) braaf iedere maand wat geld over opdat een kind in een Indiaas kindertehuis kon eten en naar school gaan. Eenmaal per jaar kwam er een wat obligate brief, zelf geschreven door het sponsorkind (of vertaald met hulp van een medewerker) in het Engels met wat informatie over vorderingen, cijfers en hobby’s. Met een fotootje. Dat hing dan vele maanden bij ons op het prikbord, tot er weer een volgende arriveerde. We baden ook voor het kind, stuurde soms een kaartje, maar veel persoonlijk contact was er niet en werd ook niet aangemoedigd.

Zo steunden we Ness zonder er verder veel bij na te denken. Na afronding van de middelbare school en een verpleegopleiding werd de steun afgerond en kregen we een nieuw sponsorkind. Ness zou uit beeld geraakt zijn ware het niet dat echtgenoot regelmatig in India kwam om les te geven en bij die gelegenheid ook langs het tehuis ging waar zij woonde. Kind van lepra-ouders was zij in het kindertehuis opgenomen om een beter leven te krijgen dan thuis, bij haar ouders, mogelijk was. Tweemaal bezocht hij haar in de jaren negentig. Nam haar en vriendinnen mee op een picknick, kocht fruit en lekkers voor alle kinderen, speelde gitaar en zong voor ze. Hij ontwikkelde daardoor een band met Ness.

vlnr Ness, echtgenoot en een vriendinnetje

Ness vertrok rond haar twintigste uit het kindertehuis twintigste, en we raakten het contact kwijt. We hoorden dat ze verpleegkundige was geworden en later nog dat ze getrouwd was.

Nu we samen in India waren wilden we een poging doen om haar weer te vinden. Via via lukte dat. We kregen een telefoonnummer en spraken uit dat we elkaar echt wilden ontmoeten. En zo hoorden we dus op een ochtend dat ze diezelfde middag zou komen. En twee nachten zou blijven, want ze kwam helemaal uit Lucknow, 750 km verderop naar het zuidoosten. Dat is India. Zonder afspraak van tevoren gewoon komen, want als gast ben je altijd welkom. Dat is voor Hollanders en Amerikanen met hun geplande dagen even slikken.

Na uren treinvertraging stond Ness dan eindelijk voor de deur. Een kleine, frêle, meisjesachtige vrouw van 42 die ons begroette als verloren gewaande familie. Haar Engels was goed, maar spaarzaam. Veel vertellen deed ze aanvankelijk niet, maar na verloop van tijd kwam de conversatie toch op gang. Ze liet foto’s zien van haar dochter en man. Vertelde over hun mislukte poging om samen met de motor te komen. Door slecht weer moesten ze terugkeren en was ze gedwongen met de trein te reizen. Motor- rijden bleek een grote hobby. Achterop bij haar man had ze al heel wat reizen door India gemaakt. Onlangs waren ze de trotse bezitters van een heuse Harley Davidson geworden.

De volgende dag verdween ze voor een paar uur. Een afspraak dachten we. Toen ze terugkwam bleek dat ze cadeau’s was wezen kopen. In de enige Harley Davidson winkel in Dehradun had ze een muts van het motormerk voor echtgenoot gekocht! Met logo. Nu maar hopen dat hij in Nederland niet op een zwarte lijst komt te staan.

Inmiddels had haar man laten weten ook onderweg te zijn. We voelden ons vereerd, verwonderd en beschaamd tegelijk. Zonder veel gevoel hadden we immers een willekeurig kind gesteund, zonder daar veel voor te hebben hoeven opofferen. En opeens staat er een levend iemand naast je die zegt zonder die steun niet te hebben kunnen komen waar ze nu zijn. Die je bijna ziet als een tweede vader en moeder.

Ik had het al gehoord in een gesprek met Shiva*, een leprakind uit hetzelfde tehuis in Bhogpur. De brieven en foto’s die jaar in jaar uit verstuurd werden naar de sponsors zijn voor de kinderen hun enige link naar het verleden. Zowel Shiva als Ness bezitten geen enkele herinnering in de vorm van foto’s of brieven van hun jeugd. Ik schrok daarvan. Hoe achteloos heb ik die brieven na verloop van tijd bij het oud papier gedaan! Wat had ik Ness daar blij mee kunnen maken. Foto’s had ik gelukkig nog wel bewaard. Niet allemaal, maar genoeg. Zo gauw ik thuis was heb ik ze opgezocht en aan haar doorgestuurd.

Een oproep

Ik wil een oproep doen aan sponsoren van kinderen van welke organisatie ook. Bewaarde foto’s en brieven kunnen van grote waarde zijn voor de volwassen geworden personen. Bewaar ze goed en stel ze eventueel beschikbaar via de organisaties. Het is Shiva nog niet gelukt foto’s van zijn kinderjaren terug te vinden, tot zijn grote spijt.

Met Ness en haar man en dochter blijven we contact houden. Een onverwacht groot geschenk wat in geld niet uit te drukken valt.

Ness en ik selfie

*de namen van de kinderen zijn veranderd.

Shiva -Het verhaal van een ‘leprakind’

Straatkind
Hij is vier en heeft een broer en een zus. Zijn naam is Shiva. Ze leven op straat. Ze bedelen, dwalen rond en komen ‘thuis’ bij zieke ouders. Hun huis is een verzameling lappen en plastic ondersteund door stokken. Wat dekens, een paar pannen en een vuurtje voor het krot waarop gekookt wordt. De ouders hebben lepra.
Langzaam maar zeker verwoest de ziekte hun lichaam. Hulp zoeken toen het begon durfden ze niet. Als er ook maar iets naar buiten lekt over de ziekte worden ze verstoten uit de gemeenschap. Lepra is immers een straf van de goden.
Als de ziekte niet meer te verbergen is (lichaamsdelen worden aangetast) valt het vonnis. Het hele gezin wordt naar een leprakolonie verbannen. Afgezonderd van de gezonde mensen. Ze kunnen er slapen en voor het hoognodige wordt gezorgd. Maar overdag moeten ze er weg, naar een plek in de stad waar gebedeld mag worden. Voor Shiva en de andere kinderen is er geen school. Soms krijgen de ouders medicijnen, maar de ziekte is al te vergevorderd. Er is geen houden meer aan. (lees over het stigma van lepra in een artikel in de Indian Times van januari 2019)

foto courtesy of Indian Times

Het tehuis
De moeder kan niet langer voor haar kinderen zorgen. Ze verliest haar vingers, kan niet meer lopen. Shiva en zijn broer en zus worden van de straat gered door christelijke hulpverleners die begaan zijn met hun lot. Ze worden in een kindertehuis geplaatst. Waar al vierhonderd andere kinderen wonen. Allemaal kinderen van leprapatiënten. Blijf uit hun buurt. Zoals de melaatse in het evangelie moest roepen: Melaats, melaats.

Shiva is vier en wil naar zijn vader en moeder. Hoe ellendig hun situatie ook is. Hij weet niet anders. Hij graaft een gat onder het hek van het tehuis en ontsnapt. Een dag lang zoekt men hem. Als hij gevonden wordt krijgt hij straf. Weglopen mag niet. Voor Shiva van vier is de situatie niet te bevatten. Maar hij legt zich er bij neer.

Tot zijn zevende woont hij in het grote kindertehuis. Slaapt op een zaal met 30 andere kinderen. Eet in een grote eetzaal met een metershoog plafond en een stenen vloer. Het tehuis staat in de bergen en het kan er vriezen in de winter. Maar er is geen verwarming en geen warm water. Tot zijn dertigste zal hij niet de luxe van warm, stromend water kennen. Het klinkt als een verhaal van Dickens. Maar dit is het India van de jaren tachtig in de 20e eeuw. De 21e eeuw kent nog steeds vele Shiva’s.

Als hij twaalf is verhuist hij naar een (jongens)hostel. Drie kilometer verderop. Verbonden aan het hostel is een kleine boerderij. Met een paar koeien, varkens, kippen en een groentetuin. Zelfs een veld met tarwe voor de dagelijkse roti’s (brood). Alles wordt door de jongens onderhouden, die ook hun eigen eten koken. In de vroege ochtend staan ze op om hun taken te verrichten. Voor de kookploeg betekent dat deeg maken voor de roti’s voor een grote groep kinderen, voor het ontbijt en voor ’s avonds bij het eten. Deeg kneden, roti’s bakken, linzen weken en kruiden mengen. De rijst kan later. Voor de tuinploeg groente plukken, onkruid wieden, schoffelen. Voor de veeploeg koeien melken, stallen schoonmaken en beesten voeren. Daarna ontbijten. En naar school.

Na de middelbare school
School is klaar om twee uur. Daarna weer taken doen, studeren, een paar uur vrij, eten, opruimen en ’s avonds studeren tot 21.30 uur. Dag in dag uit. Alles doen de jongens zelf. Tot schoonmaken aan toe. En beesten helpen doden en slachten. Shiva leert ontelbaar veel vaardigheden die hem later goed te pas zullen komen.

Als school is afgerond wil de jongen verder leren. Niet een laag baantje ergens, maar studeren. Daar is echter geen geld voor. Ga maar werken, zegt zijn omgeving. Het tehuis zorgt voor de basis. Tot en met de middelbare school en dan sta je er alleen voor. Maar Shiva is zeer intelligent en leergierig en wil meer. Van huis uit Hindu, in het tehuis christen geworden, wil hij het christelijk geloof verder bestuderen. Hij wil Hoger Onderwijs. Wie kan hem sponsoren? Iemand vraagt hem om vrijwillig een jaar in de bergen onder de lokale bevolking te werken. Na dat jaar kan hij gesponsord worden. Shiva vertrekt en leeft in een grot. Als een soort Mowgli in Junglebook (van Rudyard Kipling). Met een bladerdek als bed, een open vuur om te koken, een waterval als douche. Hij helpt de dorpelingen met zaaien, jagen, oogsten. En vertelt hen over Jezus. Leest hen voor uit de bijbel. Laat hen zien hoe veel ontferming er is bij Jezus over hun harde bestaan. Zelf is hij het meest geraakt door die liefde. Jezus raakte een melaatse aan, ongehoord in Israel in die tijd en in het India van vandaag.

Jezus geneest een melaatse

Na een jaar gaat Shiva terug, in de hoop naar school te kunnen. Maar degene met wie de afspraak was is (met andere buitenlanders) het land uitgezet door een anti-christelijke regering. Niemand weet verder van de belofte. Er verlopen jaren tot het eindelijk mogelijk is met een beurs te gaan studeren. Maar dan krijgt zijn vader een herseninfarct en heeft zorg nodig, want zijn moeder is inmiddels door de lepra ernstig gehandicapt geraakt. Als oudste zoon zorgt Shiva voor de ouders tot hij weer weg kan. Want studeren zal hij. Hij weet dat hij alleen met studeren de cirkel van armoede kan doorbreken.

Het verhaal duurt lang en de obstakels waren hoog en veel, maar er komt een dag dat hij niet als student maar als docent verbonden is aan een opleiding. Hij heeft zich gespecialiseerd in religiewetenschappen. Is een expert op het gebied van Hindoeïsme. Zorgt voor zijn moeder die nog steeds in de leprakolonie wonen moet. Gaat er op bezoek met zijn twee dochtertjes die hun oma, die verstoten en zwaar mismaakte vrouw, omhelzen.

Opnieuw, ongehoord onder zijn volksgenoten. Shiva neemt de twee meisjes mee op kampeertochten waarbij hij hen leert vissen en vuurtjes stoken. En hoe ze de vis klaar moeten maken, met mes en al. Alles wat hij zelf gemist heeft als kind wil hij hen meegeven. Hij laat de slager zien hoe die een varken moet slachten, niet in hompen, maar in lekkere delen als haas en karbonades. Alles wat hij leerde komt van pas. Het leven in het kindertehuis was verre van ideaal. Er zijn verbeterpunten gekomen en er zijn er nog te gaan. Maar honderden kinderen als Shiva zijn van de straat gered en hebben kansen gekregen die van onschatbare waarde zijn. Een kindertehuis is niet altijd de oplossing. Maar in het geval van leprapatiënten de enige. Kinderen kunnen niet bij hun ouders blijven, zegt Shiva. Er is voor hen geen toekomst in de kolonies.

Sloppenwijk bij het spoor in Delhi

De Indiase regering beweert dat lepra niet langer voorkomt in India. Volgens Shiva is dat een politieke uitspraak en is lepra zelfs groeiend. Vooral in de arme staten als Bihar en West Bengalen. Omdat mensen naar andere staten vluchten om daar nog een tijd anoniem te leven voor ze terechtkomen in de lepradorpen, lijken de cijfers in de arme staten te zakken, maar de werkelijkheid is anders, zegt Shiva en  andere ex-bewoners van het kindertehuis vallen hem bij. Ngo’s en hulpinstanties uit het westen gaan, volgens hen, af op cijfers van de regering, die echter corrupt is en geen juiste statistieken verstrekt. Het is een schijnbaar onoplosbaar probleem. Lepra is een vloek, daar praat je niet over, je zoekt geen medische hulp, waardoor de lepra zich blijft verspreiden. De mentaliteit van de Indiase bevolking moet eerst veranderen, zegt Shiva. Het hindoeïsme leert dat ziekte een verdiende straf is van de goden en een teken van het kwaad. Die opvatting is diep verankerd in de cultuur. Terwijl lepra goed te behandelen valt maakt het stigma dat maar weinigen zich tot een arts wenden. Tot het te laat is.

Meneer Lal en IJM


Ik eindigde mijn laatste blog in de trein, enigszins hijgend, van Delhi naar Jaipur. Mijn uitzicht was op de sloppen langs het spoor. Kilometers lang rijden we langzaam langs duizenden, dicht aaneengesloten krotten waar mannen, vrouwen en kinderen hun leven slijten. Rustig zittend op of bij het roestige spoor, kinderen spelend om hen heen. Temidden van de chaotische bebouwing lijkt er toch een soort orde te zijn. Vrouwen staan hun natte, lange haren te kammen. Blijkbaar zien zij toch kans te baden. De was hangt op hekken, of aan schots en scheef hangende waslijnen. Vrouwen bespreken de laatste nieuwtjes, er wordt gelachen, kinderen rennen om de vrouwen heen. Het lijkt bijna gezellig. Maar het vuilnis ligt opgestapeld en de treinen komen gevaarlijk dichtbij. Er zit een dikke laag glas tussen mij en hen, maar ik heb in Dehra Dun genoeg geroken om een idee te hebben van hoe het daar zal ruikt. Zonder waterleiding en WC’s, met de koeien, apen, honden en varkens die overal hun behoeftes doen, zal de stank in de zomer ondraaglijk zijn. Hier leven mannen en vrouwen beneden het bestaansniveau en hebben zonder veel scholing geen kans op de arbeidsmarkt. De cirkel van armoede zet zich voort onder de jeugd, want slechts weinigen gaan naar school.

Dit zijn precies de mensen die kwetsbaar zijn voor mensenhandelaren die altijd op zoek zijn naar goedkope ‘arbeidskrachten’. De meisjes komen vaak terecht in de prostitutie. Of hele gezinnen worden met beloftes van een voorschot op betaling min of meer ontvoerd en te werk gesteld, zonder ooit in staat te zijn dat ‘voorschot’ terug te betalen.

Ik wilde onder andere naar Delhi om een bezoek te brengen aan het kantoor van International Justice Mission. Ik volg hun werk al jaren en het leek me boeiend om in een land waar het echte werk gebeurt de werkers-in-het-veld te ontmoeten. IJM houdt zich bezig met het opsporen van slavernij en het bevrijden van de werkers in die omstandigheden. De NGO staat er vooral om bekend dat ze enorm investeren in relaties met de overheid. Contacten ontwikkelen, hogere ambtenaren bewust maken van de problematiek en de politie helpen trainen om slavernij te herkennen. Wettelijk is slavernij verboden in India maar de politie herkent het vaak niet als zodanig. De zeer lage status van arme mensen, het kastenstelsel en de slechte positie van de vrouw maken dat men het probleem niet direct ziet. Om structurele veranderingen tot stand te brengen en niet alleen incidenteel resultaten te boeken is een van de prioriteiten van IJM om in dorpen, steden en staten de overheid in te schakelen en een mentaliteitsverandering tot stand te brengen. Ze staan vanwege dat beleid goed bekend hier.

Foto van meneer Lal en zijn vrouw op de brochure van IJM

Neem meneer Lal en zijn vrouw Sukhli. Een arme boer die vanwege het uitblijven van de regen besluit voor een periode naar een andere staat te vertrekken om geld te verdienen. Iets zuidelijker waar men nog wel dezelfde taal spreekt. Veel arme boeren doen dit. Een tijd elders werken en dan weer terug in de hoop dat het volgende jaar beter zal zijn. Hij spreekt af met een bemiddelaar dat hij met vrouw en zoons en anderen uit hun dorp voor zoveel geld zoveel maanden zal werken. Ze vertrekken in een gesloten vrachtwagen en als ze na vele lange uren rijden worden gelost blijken ze veel verder te zijn dan afgesproken. Ze weten dat omdat ze niemand verstaan. Ook worden mannen en vrouwen gescheiden van elkaar. Hun dagen bestaan uit werken van vier uur in de ochtend tot negen uur ‘s avonds, zonder pauze. Ze krijgen nauwelijks te eten. En ‘s nachts zitten ze opgesloten in een stal. Een van de zoons weet via een voorbijganger die Hindi spreekt een mobiel te bemachtigen en hij belt met familie die vervolgens de politie inschakelt. Na een bevel tot opsporing en in samenwerking met IJM en JanSahas worden de arbeiders gevonden en bevrijd door de politie. IJM zorgt ervoor dat de mensenhandelaren vervolgd worden, hoewel dat een heel moeizaam proces is.

Voor de bevrijde slaven volgt een rehabilitatietraject van twee jaar waarbij ook de overheid betrokken is. Juist die samenwerking maakt het zo bijzonder. Dat er steeds meer bewustzijn is merkten we in de trein toen ik dit bord las.

Het bezoek aan IJM was zeer boeiend. We kregen een prachtige presentatie en konden ook horen uit welke bron de ontferming en het doorzettingsvermogen komt om met en voor de allerarmsten te werken.

Douchen in Delhi en ligplaatsen in de trein

De douche.

Wie zou gedacht hebben dat hetgene wat me van Delhi het meeste zou bijblijven de douche zou zijn? Na 6 weken van emmerdouches was de forse warmwaterstraal in ons budgethotel Palm Greens zo ongekend heerlijk. Het hotel was ietwat viezig en niet alles deed het naar behoren, maar de douche..oh man, wat een hemelse, warme waterval. En de lokatie was geweldig. In Suket, een van de wat betere wijken van New Delhi, met veel groen, parken, cafeetjes en redelijk schone wegen. En een enorme, super moderne mall op tien minuten lopen afstand. Select City Walk Mall. We bezochten het Red Fort, wereldberoemd en indrukwekkend in aanzien maar de reis om er te komen ontnam me bijna alle energie. Het verkeer in Dehra Dun is mild vergeleken met dat van Delhi. Een weg oversteken is letterlijk ‘op hoop van zegen’. Voor ik oversteek heb ik de neiging het Jacobitisch voorbehoud uit te spreken, zo de Heer wil zal ik leven en de overkant bereiken….

Ik was echter redelijk positief tot we maandag het treinstation in Old Delhi moesten bereiken om de trein te nemen naar Jaipur. Kaarten hadden we van tevoren gereserveerd. De Ashram Express Delhi-Jaipur van 15.20 uur. Na een uur in de taxi gaven we de hoop op het ooit te halen. De rit zou 20 minuten duren. We hadden 1,5 keer de tijd genomen, vanwege het eerder genoemde krankzinnige verkeer. Maar uiteindelijk stapten we om 15.10 uur uit. In een krankzinnige chaos van mensen en bagage die allemaal op de een of andere trein wachten. Perron, gate, plaatsnaam, geen idee! Dochter klampte een politieman aan die ons koel als een kikker naar het volgende gebouw verwees: -De Ashram Express vertrekt over 10 minuten-.

Op een draf dus naar ‘het volgende gebouw’…waar in vredesnaam?
Ergens daar, wezen mensen vaag! Onderweg grijpt een behulpzame jongeman mijn onmogelijke koffer en rent ermee weg.
Ik probeer hem hijgend bij te benen. Wat nauwelijks lukt. Wanhopig roep ik naar dochter die 100 meter vooruit is: laat die trein maar gaan!
Maar zij rent verbeten door. Eindelijk zien we de trein.
Het begin ervan althans. Als een slang kronkelt het gevaarte maar door en door. Een kilometer verder zijn we er. De koffer wordt de wagon ingegooid en we storten neer op onze stoelen. In de hoop dat we de goeie trein hebben.
Dan blijken onze plaatsen ligplaatsen te zijn. Onduidelijk is hoe we naar boven moeten klauteren. Voorlopig gaan we maar gewoon zitten, in de hoop dat er geen mensen hun plek komen opeisen.
Zwetend en met kloppend hart tracht ik bij te komen van de sprint.
We hebben de trein tenminste gehaald.

Maar veel rust in de trein krijgen we niet. Twee jonge mannen zitten links van ons en dochter krijgt de zenuwen van hun gestaar. Zonder enige gene wordt zij hier in dit land voortdurend bekeken en aangesproken door mannen. Mij, met mijn ouwe hoofd, kijken ze aan als toerist, haar als vrouw. Het geeft een onveilig gevoel. Ook wordt er de hele tijd ‘hulp’ aangeboden. Als je het vriendelijk afwijst blijven ze je nog agressiever volgen. Als je ze bot afwijst worden ze boos: Ik probeer alleen maar te helpen…Ze zijn allemaal uit op geld. De ‘behulpzame’ jongen die met mijn koffer rende vroeg er uiteindelijk 500 rupees voor, veel te veel voor Indiase standaarden. Ik gaf hem 250 rps, meestal de standaard prijs.

Op een volgend station voegen zich twee passagiers bij ons. We zitten op hun plek maar ze laten ons er zitten. Dat is ook India. Vriendelijk en behulpzaam in de ware zin van het woord. En er is genoeg plek voor vier. Maar na een tijdje merken we dat mensen zich graag uitstrekken onder een laken om te slapen. Het is tenslotte een reis van zes uur. Eerst verhuist dochter een verdieping hoger en na uitgevonden te hebben dat er een soort van ladder-achtig iets is, klauter ik ook naar het bed. Eigenlijk best comfortabel.

Onze ligplaats


We rijden langzaam. De treinen kunnen niet sneller dan 60-70 km per uur vanwege het verouderde railnetwerk.
Het uitzicht op de sloppen langs en op het spoor is deprimerend. Onvoorstelbaar veel mensen leven hier nauwelijks op een bestaansminimum. Miljoenen gaan ’s avonds slapen zonder te hebben gegeten. 1,2 miljard mensen in dit land. 11 miljoen in slavernij. Cijfers waar je geen kant mee op kunt. Hoe kan dit ooit veranderen? Een volgende blog over hoopvolle initiatieven en tekenen van verandering. En onze ervaringen in Jaipur. Pink city. Textiel city.

Krotten langs het spoor
van Delhi naar Jaipur in Rajasthan, Met de trein 6 uur.

Gender in India

Nee, geen opiniestuk over gevoelige onderwerpen. Maar observaties over onverwachte cultuurverschillen. Op de campus waar wij wonen is de Indiase opvatting over hoe jongens en meisjes met elkaar om horen te gaan heel zichtbaar. Er is geen strikte scheiding maar je zult niet gauw een stelletje zien lopen. Tenzij het een echtpaar is. Die zijn hier ook, samen studerend. Maar de meeste studenten zijn single en houden zich alleen op met hetzelfde geslacht. Tijdens de ochtend thee-pauze staan de groepen gescheiden, in de kerk zit men ook apart. Niet heel strikt, er staat geen politieagent, maar toch.

Antieke poppen uit India op Marktplaats

Vooral op de campus valt het op dat jongens en meisjes ook niet echt met elkaar praten. Laat staan hand in hand lopen als een verliefd stel. Niet in het openbaar tenminste. Er bestaat een afkorting NPDA, No Public Display of Affection, geen aanrakingen in het openbaar, als een soort waarschuwing voor kleffe westerlingen. Dat doet me terugdenken aan Korea, waar we in de jaren tachtig woonden. Mannen kwamen dan terug van jaren studie in het buitenland en de enige uiting van blijdschap en affectie voor hun vrouw was dan een hoofknikje en een buiging. Geen kus, geen knuffels! Zo ook hier. Het is een Aziatische benadering van de uiting van liefde tussen mensen en in het bijzonder die tussen man en vrouw. Voor mijn gevoel wat afstandelijk, maar wie ben ik…

Hoe verrassend is het dan als je naar een toilet zoekt in een cafeetje er maar een blijkt te zijn. M/V. Waarschijnlijk vanwege gebrek aan ruimte of geld en niet als gevolg van moderne opvattingen van emancipatie. Maar dat valt wel op. Zo’n afstand, maar wel samen op een WC bril? En sorry, maar gedeelde toiletten zijn in mijn ervaring altijd vies! Ik treed niet in details.

Nog vreemder is het wanneer je kleding wil kopen er allemaal mannen achter je aan lopen. Drie in mijn geval. En dan gaan ze ook nog bij de kleedkamer op je staan wachten! Ga weg! Ik hou helemaal niet van gevolgd worden in een winkel, laat staan door mannen! Blijkbaar gebeurt het zelfs in winkels waar damesondergoed verkocht wordt… Dan breekt toch mijn klomp.

De meest vervreemdende ervaring die ik had was bij de pedicure. Als verjaardagsgeschenk bood ik dochter (die hier ook is) een mani(cure)-pedi (cure) aan. Het was een leuke salon, best chique voor Dehra Dun begrippen. Ik begon met de voeten. Niet de dames die overal stonden kwamen me helpen, maar een oudere man. Prima, zeker de gewoonte hier. Toch was ik enigszins verbaasd (in de Indiase context) toen ik niet alleen mijn sokken uit moest doen maar ook mijn broek tot ongeveer mijn dijen werd opgestroopt en ik werd gewassen, geschrobd en gemasseerd. Zeer kundig. Het is even wennen. Verder prima. Maar toen hij ook mijn nagels wilde lakken dacht ik toch van, laat maar.

Heftige scrub!

De prijs voor deze uitgebreide behandeling van tenminste een half uur tot drie kwartier was omgerekend 5,50 euro. Absolute aanrader om een keer te doen als je in India bent!

Verse groenten, afval en een Winterfest.

Als kind had ik thuis een koosnaam. Ik had er zelfs twee. Waarschijnlijk omdat ik de jongste was en ‘natuurlijk’ door iedereen als heel schattig werd gezien (ik was eerder een verwend draakje). Hoe dan ook, ik werd ‘Poof’ genoemd en dat heeft best lang geduurd. Zelfs een van mijn zwagers noemde me nog zo af en toe.

De tweede koosnaam weet ik vooral dat mijn vader die gebruikte: Didi. En de broer boven mij. Het was echter een naam die minder lang mee is gegaan. Van beide namen is me de oorsprong totaal onduidelijk. Maar ik koester de herinnering eraan.

Wie schetst mijn verbazing toen ik hier in India herhaaldelijk mensen elkaar Didi hoorde noemen. Blijkt het de naam te zijn waarmee jongere vrouwen oudere (vrouwelijke) kennissen, familie of vriendinnen aanspreken: oudere zus. Zo word ik dus op mijn oude dag weer Didi genoemd door mijn lerares Hindi. Op mijn verzoek want Mem vind ik vreselijk. Dat stamt echt nog uit het Britse koloniale tijdperk.

Zomaar onderweg. Vrouwen breien veel zelf.

Ik begin langzaamaan mijn weg te vinden. De eerste dagen durfde ik geen voet buiten de campus te zetten, uit angst te verdwalen. Gisteren ben ik, na wat oefenen, alleen op pad geweest. Begonnen met een taxi, verder gegaan met de Vikram. een soort minibusje op een bromfiets voor minimaal zes personen, maar als je geluk hebt eindig je met acht of tien. Het kan blijkbaar niemand schelen half op elkaars schoot te hangen. Voor 10 rupees (15 cent) kun je ook niet veeleisend zijn. Ik ben geen reclame voor de chauffeur want ik zie mensen afhaken als ze een witte, blonde vrouw zien zitten. Mijn schoot lokt hen niet aan, blijkbaar. Ik klaag niet.

Het was heerlijk om er weer alleen op uit te kunnen. In mijn eigen tempo, kijken en neuzen waar ik wil. Niet dat ik samen dingen doen niet leuk vind, maar af en toe zo’n dag heb ik nodig. Echtgenoot gaat er graag op uit op zijn fiets. Een oud wrak van de buurman dat hij heeft laten opknappen en waarmee hij nu zijn leven dagelijks in de waagschaal stelt. Tegen het krankzinnige, toeterende, niets en niemand ontziende verkeer in (men rijdt hier links) rijdt hij rustig naar de bazaar om boodschappen te halen. Zo hebben we beiden plezier. Maar mij krijg je voor nog geen goud op de fiets hier.

Wat niet went is het afval overal. Een lege plek en het vult zich onmiddellijk met stapels afval. Waar dan vervolgens apen, varkens en honden in gaan wroeten. Het is nu nog te verdragen maar als het straks warmer wordt moet de stank verschrikkelijk zijn. Het lijkt of iedereen zich er bij neerlegt. Onoplosbaar. Als je gaat ruimen ligt er morgen weer een berg; zo redeneert men. Mensen zonder scholing moeten opgevoed, want die doen het, zo zegt men. Maar ik zie overal ook zogenaamd opgeleide mensen die hun afval makkelijk laten vallen. En afval scheiden kennen ze hier helemaal niet. Wie gaat dit veranderen? De scholen? De overheid? Het lijkt onbegonnen werk met een bevolking van 1,2 miljard mensen…Er blijkt regelgeving te zijn, maar door corruptie komt er weinig van terecht. Een eerste begin is er wel. Winkels mogen geen plastic tasjes meer geven. In plaats daarvan krijg je een soort stoffen gevalletje, maar ik vermoed dat hier ook plastic in verwerkt zit. Het is wel sterker en kan makkelijk hergebruikt.

Varkensfamilie en een hond die denkt varken te zijn
Een lege plek wordt direct een vuilnisbelt

Ik ben blij met de groentemarkten waar ik verse groente koop als aanvulling op ons eten uit de kantine van de campus waar we verblijven. Dat eten is lekker maar groentes worden nog tot pulp gekookt. Als vlees eten we de meeste tijd kip. Rundvlees wordt hier niet gegeten vanwege het Hindoegeloof in de heilige koe. Wel is er heel af en toe buffel of varkensvlees. Maar daar is als vrouw moeilijk aan te komen omdat dit in de moslimwijk verkocht wordt. Het ligt gevoelig, want hindoes kunnen iemand er zomaar van beschuldigen rundvlees te hebben gekocht, in plaats van buffel en dan heb je de poppen aan het dansen.Of in de wat duurdere supermarkten. We missen het niet. Thuis aten we ook weinig vlees. Er is eigenlijk niets wat we missen aan voeding. Goed brood misschien. En kaas….!

Afgelopen zaterdag was het jaarlijkse Winterfest, een soort Bazar, waarmee de school die we steunen wat extra geld binnenhaalt. Bazar met een hoofdletter want er werd o.a een grote variëteit aan het lekkerste eten verkocht. Niet zomaar soep met een broodje burger. Ter plekke werd uit verschillende regio’s typische specialiteiten bereid. Een varkensgerecht uit het noorden, buffelkerrie en rijst-linzenpannenkoekjes, appam uit Kerala in het zuiden, momo’s, dimsum-achtige hapjes, uit Nepal. Kebab en kipkerrie met roti (plat brood) uit de Punjab, richting Pakistan. De hele dag ervoor en een groot deel van de nacht waren de studenten en sommige proffen bezig met uien, knoflook en vlees snijden. Een van de docenten was een marinade aan het maken voor twintig kilo kip! Knoflook, gember, koriander en chili. De volgende dag was dit het resultaat:

En zoals overal was het meest populaire verkooppunt de tweedehands kleding. Graaien en zoeken naar koopjes is van alle culturen!. Ik heb voor een prikje (omgerekend 4 euro) twee sari’s gekocht om shawls van te maken. En er was gebakken! Een complete banketbakkerij aan cakes, muffins en taarten was er te koop. Aan het einde van de dag alles uitverkocht.

Het heet hier Winterfest, maar als wij zo’n dag in de zomer zouden hebben zouden we heel blij zijn. Het was stralend weer en 20 gr. De kou is duidelijk aan het afnemen. We dragen al een laag minder binnen en kunnen meestal zonder jas naar buiten. Binnenshuis is het nog kil. Vooral in ons appartement waar we geen zon hebben. Maar zelfs de kachel hoeft niet de hele dag meer aan.

Twee weken geleden regende het hard en dat betekent hier in Dehra Dun automatisch dat er sneeuw valt hogerop in de bergen. Er werd een vrije dag uitgeroepen en een hele bus studenten vertrok naar Mussouri, anderhalf uur rijden, op 2000 meter hoogte, om sneeuw te zien. Veel van hen komen uit plaatsen waar nooit sneeuw valt. Mussouri staat nog op mijn lijst voor te bezoeken plaatsen. Maar niet in de sneeuw!

Himalayan Tapestry, (HTjoy) en Chhayya cafe

Het cafe

Ik zit op het terras dat bij het Chhayya eetcafé hoort waar ik vandaag Annema Ebenezer (63) spreek, inspirator en manager van Himalayan Tapestry (HTjoy) sinds twintig jaar. Het terras biedt een spectaculair uitzicht op de bergen, uitlopers van het Himalaya gebergte. Op het dak achter me zitten twee apen die af en toe op de reling springen en twee bezoekers schrik aanjagen. Men is het gewend hier. Binnen haalt iemand van de bediening een nepgeweer dat alleen maar geluid maakt, maar de apen zijn er bang voor. Ik ben in Rajpur, een dorpachtige buitenwijk van Dehra Dun, een stad ten noorden van Delhi, India, met rond de 750.000 inwoners.

Uitzicht op de uitlopers van de Himalaya vanaf het terras; foto van de website van HTjoy

HTjoy

Twintig jaar jaar geleden stond op deze plek een ruïne. Annama Ebenezer, zag echter potentieel. Geïnspireerd door de liefde van Jezus en gezegend met een flinke dosis doorzettingsvermogen en vasthoudendheid zette ze in geloof een eerste stap op de moeizame, lange weg om haar visie te verwezenlijken. Zelf vat ze die visie op haar website zo samen: to go beyond providing minimum subsistence, to empower women and give hope for greater future for themselves and their children.  Kansarme, in vele gevallen misbruikte en mishandelde, vrouwen meer dan een bestaansminimum bieden en hen door het aanleren van vaardigheden en het verdienen van een eigen inkomen hoop te bieden voor de toekomst van henzelf en hun kinderen. Een stap in het doorbreken van de armoedecirkel waarin zoveel nog gevangen zitten.

Kansarme vrouwen

In India is het bestaan voor arme vrouwen zwaar. Vrouw zijn en van arme afkomst, maakt, ook in het India van nu, vrouwen kwetsbaar en biedt hen weinig uitzicht op een goede toekomst. Meisjes (als ze niet geaborteerd zijn) worden nog steeds veel te vroeg uitgehuwelijkt aan soms veel oudere mannen, hebben fysieke problemen door het te jong krijgen van kinderen (afgezien van de psychische trauma’s), worden slecht behandeld door echtgenoot en/of de schoonfamilie als zonen uitblijven, en dan is er daarnaast nog de uitbuiting door werkbazen, tot slavernij aan toe. Iets wat te lezen valt op websites als die van IJM (International Justice Mission). In India wonen de meeste slaven. Tussen de 13,3 en 14,7 mensen. Mannen, vrouwen en kinderen. Vrouwen en kinderen zijn vanwege hun positie het meest kwetsbaar.

De weg die God gaat

Vrouwen die steun nodig hadden bleven op het pad komen van Annama. Als student ging ze, samen met een medestudente, iedere zaterdag eropuit om van huis tot huis mensen over Jezus te vertellen. Zo kreeg ze al veel verhalen te horen over het harde leven van veel vrouwen. Ze was daar gevoelig voor. Haar eigen moeder stierf toen ze drie maanden was en al snel daarna trouwde haar vader met een andere vrouw en liet zijn twee dochters achter bij zijn ouders. Toen die stierven adopteerde een oom Annama. Van haar tante heeft Annama weinig liefde ontvangen. Daar kwam nog bij dat ze door polio gehandicapt was geraakt en moeilijk kon lopen. In de cultuur van het sterk hindoeïstische India van toen en nu is dat een stigma. Ze ziet het zelf als onderdeel van haar vorming door God om anderen te kunnen helpen.

Later als docent spande Annama zich in om vrouwen van getrouwde studenten, zonder scholing, praktische cursussen te laten volgen, gesubsidieerd door de overheid. Zoals een cursus voeding en hygiëne. Of ze ging samen met vrouwen zonder inkomen aan de slag om van oud materiaal, nieuwe handvaardigheidsproducten te maken en verkopen. Een hele praktische benadering om vrouwen te leren zien dat ieder mens van God talenten krijgt of je nu een onaantastbare, mishandelde, door ouders verkochte of verstoten vrouw bent of de beste opleiding hebt gekregen, we zijn allemaal in Gods beeld geschapen. Met talenten. Die mag je ontdekken en gebruiken om de juiste training te krijgen. De een heeft daar wat meer steun bij nodig dan de ander. Zelfvertrouwen te herwinnen. Het hoofd weer op te heffen. Veel vrouwen zetten zich in voor hun kinderen. Als hun kinderen goed onderwijs krijgen is de cirkel van armoede te doorbreken. Alles in het vertrouwen dat God het is die zegent.

De opbouw van het pand

De vervallen ruïne en de grond waarop die stond werd haar ter beschikking gesteld door een zendingsorganisatie die het niet langer gebruikte. Al het spaargeld werd gebruikt om van de ravage een huis te bouwen. Het begin in 2001 was klein en eenvoudig en diende als opvang voor vrouwen in acute nood. In de loop van twintig jaar ontstond echter iets wat je een kleinschalig bedrijf kunt noemen: Himalayan Tapestry waar mooie, kwalitatief hoogwaardige producten worden gemaakt. Geen snelle kleding in een sweatshop voor de H&M’s van de wereld, maar handgemaakte producten met aandacht en liefde gemaakt. Zoals de zijde die geverfd wordt zonder chemicaliën. Met alles uit de natuur. Bloemen, bladeren, bessen, de bast van bomen, schillen van groente en fruit of zelfs met thee. Vrouwen met talent leerden stof te bedrukken met een eeuwenoude blokprint techniek. Anderen versierden artikelen met fijn borduurwerk. En er kwam een winkel waar de producten verkocht konden worden.

Het proces van eco-dyeing; foto van de website van HTjoy

Het pand werd verder uitgebreid Vrouwen die betrokken raakten, maar geen vaardigheid of plezier hadden op het gebied van textiel kregen een kook- of baktraining. Om hun werk rendabel te maken opende Annama een eetcafé. Chhayya, wat Schuilplaats betekent. Dat wil ze de vrouwen ten diepste bieden: een schuilplaats, zoals alleen God die kan schenken. Zelf benadrukt ze ook voortdurend dat het Jezus is die dit werk begonnen is en dat Zijn Geest er woont.

Gasten vragen vaak waarom het hier zo vredig is en dan zeg ik dat dat door Jezus komt. Jezus woont hier en daarom ervaren mensen een weldadige rust hier. Actief evangeliseren is riskant in India, maar antwoord geven op een vraag is ook een manier. Zo kom ik vaak tot hele mooie gesprekken.

De serene stilte op het terras wordt alleen doorbroken door het geluid van de vele vogels. Voor me op tafel staan Indiase snacks. Een dunne, knapperige pannenkoek van rijstmeel met verschillende chutneys en gefrituurde linzenhapjes. Indiase gasten, vooral jongeren, komen overigens ook graag voor het meer westerse eten. Chicken potpie, frietjes, tosti’s en bagles. Alles met een Indiase twist. Maar vooral komen de gasten voor de ruimte en de rust die het café uitstraalt.

Vrouwen die hier werken zijn niet allemaal christen,
sommigen zijn moslim of hindoe. Christen zijn is geen voorwaarde voor hulp. Ik lees aan het begin van de werkdag de bijbel en we bidden samen. Aanwezigheid is niet vereist. Maar het geeft een fijn en vredig begin van de dag. We delen zorgen en bidden voor ieders situatie.”

Nogmaals HTjoy

Waar komt eigenlijk de naam Himalayan Tapestry vandaan? In Dehra Dun heeft men het over Chhayya als ze refereren aan Annama’s werk. Vijf jaar geleden is het eetcafe grondig gerenoveerd met hulp van een sponsor en zoals gezegd populair. Onder de bezoekers ook veel yogacursisten die naar Rajpur komen voor een retraite. Ook met hen heeft Annama interessante gesprekken. Maar Chhayya ontstond echter na Himalayan Tapestry Joy, afgekort tot HTJoy, de oorspronkelijke naam die aan het werk onder de vrouwen gegeven werd. Het leven als een tapestry, een geweven tapijt. De gebeurtenissen in ieders leven die soms willekeurig lijken maar toch een geheel vormen, zoals de schijnbaar onontwarbare draden van een tapijt een tekening gaan vormen. Levens van de vrouwen en Annama die als draden samen geweven zijn en ten diepste levens waar als een gouden draad de vreugde die Jezus geeft doorheen geweven is. Die heling, herstel en het vermogen tot vergeven schenkt.

De toekomst

Wat is de toekomst voor het kleine, ideële bedrijf? Winstgevend hoeft het niet te worden, maar iedere maand is er de spanning of er voldoende financiën zijn om de vrouwen die er werken te betalen. Het café loopt goed. Voor HTjoy wordt gezocht naar een formule die recht doet aan de geest van de organisatie, maar tevens een stabiele economische basis biedt. Men zoekt een brug naar de westerse markt. Er komen orders van Amerikaanse ontwerpers die ethische kleding willen verkopen. Die kopen niet uit liefdadigheid, maar omdat ze geloven in de formule van Annama. Eerlijke, mooie, duurzame producten, gefabriceerd door vrouwen met talent. Annama gelooft in een sterke God. Hij zal voorzien zoals Hij vanaf het begin voortdurend gezorgd heeft en wonderen heeft gedaan. God werkt echter meest door mensen en het gebed blijft nodig om mensen met visie en fondsen.

interessante links:
discriminatie van minderheden in India
kindhuwelijken
slavernij

Geluiden van een campus

Op de achtergrond klinkt het zachte, ritmische geluid van een takkenbezem. Urenlang veegt een man in alle rust de paden van de campus waar ik tijdelijk woon schoon van gevallen bladeren. Geen wreed, ronkend geluid van een mechanische blazer, maar een zacht swi-isj, swi-isj, veeg, veeg, links, rechts. Een een-twee maat in de muziek van het dagelijkse leven hier, dat uit allerlei klanken bestaat. Er is een indeling in belgeluiden. Eerste bel, tweede bel voor de colleges. Een bel voor chapel. Voor studietijd. Een harde klap op een stuk metaal voor lunch en avondeten en als het bedtijd is. Daarna gaan we over op een soort pannendeksel-gekletter om aan te geven dat de nachtwacht aanwezig is. Ieder uur laat die ons weten dat we veilig kunnen slapen. Heel fijn om te weten middenin de nacht :). Wat er tussen de hele uren in gebeurt mag Joost weten, maar af en toe is er ook iemand met een fluitje. Inmiddels slaap ik er doorheen.

Veel haviken nestelen in de bomen rond de campus

Het zijn geluiden die samenvloeien met ons leven hier. Ons ritme is dat van de bel; de takkenbezem; de haviken; de groenteman die zijn waren al roepend aanprijst. Het is vredig. Toch loopt hier nog geen 300 meter vandaan de drukste doorgaande weg van Dehra Dun, waar auto’s, scooters en motors en een eenzame fietser hier en daar, elkaar onder luid getoeter naar het leven staan. En wordt de vrede soms verstoord door de electronische gebeden van de moskee of de hindoetempel, het liefst bij het ochtendgloren.

Prachtige verse groentes voor zo weinig geld…foto van http://www.intrepidtravel.com

Van dag tot dag

De dagen verglijden en zijn altijd gevuld. We hebben het voorrecht iedere avond eten te krijgen dus is er veel extra tijd die anders besteed zou zijn aan boodschappen halen en koken. Er komt zelfs tweemaal in de week een hulp die de vloer wat aanveegt en er een natte dweil overheen haalt. Geen Nederlandse poetsbeurt, maar het haalt het stof weer wat weg.

Wat ik de hele dag doe? Geen tuin, geen huishouden, niet koken…Ik geef toe, ik leid een relaxed bestaan. Ik lees een interessant boek van Nancy Pearcy over lichaam en identiteit Love your body, ik schrijf blogs, ik surf (het internet) en ik ga erop uit. Om 10 uur is er ‘chapel’ voor een half uur. Een korte overdenking en (goed) zingen met een bandje. Vandaag had ik overigens mijn eerste Hindi les, van de buurvrouw die lerares is. Gaaf. Ik ben een talenmens en iedere kans die ik krijg om een nieuwe taal te leren grijp ik aan. Ik besef dat het bij het alfabet en wat woorden en zinnen zal blijven, maar het is gewoon leuk. Het is stampen en herkennen van klanken en letters. Het Hindischrift is sierlijk, maar complex. Ik leer nu vijf letters per dag en er zijn er vijftig.

Het kost meer tijd dan thuis om dingen te doen. Water uit de kraan kan niet gebruikt, dus we vullen onze flessen bij de buren die een filtersysteem hebben. Net als je thee of koffie wil zetten zijn de flessen natuurlijk leeg en moet je langs de buren. Douchen is ook geen aangename bezigheid zoals thuis. Het granieten badkamertje is koud, en ondanks het feit dat er volgens mij wel vijf kranen zitten komt er uit geen van allen warm water, helaas. We kunnen een soort boiler aanzetten, gelukkig. Het water wordt dan goed heet, maar je moet absoluut niet op een plens rekenen. De druk is laag, dus een bezemsteel zou voldoende kunnen opvangen. Maar wij mensen hebben wel moeite om het water te voelen. Het is een piesstraaltje. Maar goed, alles went.

Het eten is lekker. En veel. Vaak moeten we de helft teruggeven. Hopelijk zijn er dan mensen in de keuken die er nog wat mee doen. De bedoeling was dat we drie maaltijden per dag zouden krijgen maar het eten stapelde zich hier op. Eieren, roti’s, soep, groentes en dat driemaal per dag. Nu eten we alleen ’s avonds uit de keuken maar ze staan erop ’s ochtends tenminste gekookte eieren te brengen. Op een gegeven moment lagen er iets van 12 eieren te wachten. Toen hebben we toch maar een eierstop ingevoerd.

dagelijks eten

Het klimaat is momenteel heel prettig. Hoewel binnen koud is het buiten al warm en zonnig als in de late lente in Nederland. En alles bloeit de hele winter door. De campus is als een oase! Met oude bomen, overal potten met planten, een plek waar je na de vieze stad op adem komt!

Koffie onder de bananenboom

Het (gewone) leven

Het gewone leven begint hier in Noord India weer op gang te komen. De scholen gaan gedurende de winter dicht vanwege de kou en gebrek aan verwarming. Midden januari begint het schoolleven weer. Niet dat het nu echt zo warm is, maar de zon heeft meer kracht en je kunt tenminste buiten weer opwarmen nadat je handen en tenen bijna afgevroren zijn van de kou binnen. School begint om acht uur en gaat door tot 1 uur ’s middags. Wat ik begrepen heb zonder pauzes. En zes dagen per week!

Onze eerste zondag hier kregen we een lift van een jong stel, naar een leuk eetcafe in Rajpur, een dorpje aan de rand van Dehra Dun. Dochter was daar in de buurt betrokken geweest als vrijwilliger bij een project. Zij, docent journalistiek, hoogzwanger, nog steeds zes dagen per week voor de klas. Hij, docent aan een technische universiteit, heeft het beter met zijn vijf dagen per week. Universiteiten houden het voor gezien bij vijf dagen.

Het is altijd fascinerend levensverhalen te horen. Zij komt uit het Noordoosten van India, groeide op als jongste in een domineesgezin van vijf kinderen. Kwam tot een persoonlijk geloof op latere leeftijd na allerlei ervaringen. Hij, enige zoon in een katholiek gezin, begon zijn zoektocht naar God rond zijn achttiende. Studeerde in Engeland en deed daar mee aan een bijbelstudie en las de bijbel voor het eerst van zijn leven. In de katholieke traditie lees je niet zelf de bijbel, maar vertelt de priester wat er in de bijbel staat. Langzaamaan begon hij interesse te krijgen in wat hij vond in de protestantse kerken. Toen die twee elkaar ontmoetten was er een klik. Probleem: als enige zoon afstand nemen van het katholieke geloof zou een klap in het gezicht van de familie zijn. Een tijdlang ging hij vroeg naar de mis op zondag, om snel daarna op de fiets naar de protestantse dienst te sjezen. Zodat hij maar niet hoefde te liegen als moeder vroeg hoe de mis was geweest. We moesten allemaal lachen om de manier waarop hij het vertelde. Maar het ook iets moois, dat een zoon zo gaf om de gevoelens van zijn moeder en familie.

Hoe dan ook, een keuze moest gemaakt voor het huwelijk plaats kon vinden. Niemand had elkaar nog ontmoet. Hij kwam uit Goa, Zij uit het Noorden. Enorme afstanden om zomaar even op en neer te vliegen om kennis te maken met een schoonzoon/dochter. Het stel was ook geen twintig meer. Telefonisch contact moest dus volstaan. Op de dag voor de bruiloft kwam de familie. Inclusief de 93-jarige grootmoeder van de bruidegom. Hoe zouden ze reageren? De kerkzaal was ‘eenvoudig’ op zijn zachtst gezegd en armoedig als ze eerlijk waren. Geen mooie architectuur als in de katholieke kerkgebouwen. Geen versiering, geen beelden, geen wierook, geen kaarsen. Grootmoeder ontmoette de bruid als eerste en zag de kerkzaal. Tot grote opluchting van iedereen keurde zij alles goed. Toen kon het doorgaan. Oma heeft groot gezag. Zelfs in het moderne India.

%d bloggers liken dit: