Ons hotel in Metsovo,Griekenland
Het hotel is traditioneel ingericht. Veel (hand)houtsnijwerk, geborduurde gordijntjes met Griekse motieven, kussens van geweefde stoffen in weer andere Griekse patronen die wat aan kelims doen denken. Het is er knus. Het geeft me steeds het gevoel dat we in een koekoeksklok logeren. Buiten is het andere koek(oek)! Zwembad, jacuzzi en een schitterend uitzicht!
This photo of Metsovo is courtesy of TripAdvisor
METSOVO
Het dorpje ligt in het Pindus gebergte. Op 1200 meter hoogte. Het is een schilderachtig, oud dorp. In de Ottomaanse tijd (14e-19e eeuw) genoot het privileges in ruil voor het bewaken van een bergpas voor de Turken, lees ik ik in mijn gidsje. Er staat een zeer oude kerk en langs de steile hellingen zie je nog prachtige oude huizen, met houten veranda’s en leistenen daken. De oorspronkelijke bewoners herken je goed tussen de import en de toeristen. Oudere vrouwen in het zwart, met een hoofddoek-met knoop-in de nek. Eronderuit steken twee lange vlechten. Ze hebben hun eigen taal, die niet gerelateerd is aan het Grieks, maar aan het Latijn. De theorie is dat het nazaten zijn van Romeinse kolonisten. Ze worden Vlachs genoemd of ook wel Aroemenen. ‘De Vlachen stammen voornamelijk af van geromaniseerde Thraciërs en mogelijk ook Illyriërs, en Romeinse kolonisten. Als zelfbenaming gebruiken alle groepen een variant van het woord romani’ (Wikipedia).
Mijn fantasie wordt door zulke informatie enorm geprikkeld.
Op het plein zitten in de schaduw rijtjes oude mannen op een bankje, enigszins verbouwereerd, de hele dag naar de drukte van bezoekers te kijken. Wat is er van ons dorp geworden, zie je ze denken. Pas in de laatste vijf jaar is het dorp ontsloten voor bezoekers en reizigers vanwege de Egnatia Odos, de Via Egnatia. Een prachtige snelweg die door tientallen tunnels voert, van Oost naar West, vernoemd naar de oude Romeinse weg waarop de apostel Paulus van Philippi naar Thessaloniki (en Berea) liep. De weg is met Europese subsidie gebouwd en betekent veel voor zowel de bergdorpen en de westkust. Er is sinds vijf jaar veel meer toerisme op gang gekomen. Goed voor de economie dus!
De bergweiden rondom Metsovo worden al eeuwen begraasd door kuddes geiten. Eind mei gaan ze van de winterweides naar boven en vreten ze hun buik rond aan de sappige begroeiing van planten en bloemen. Gelukkig kunnen wij nog genieten van de bloemenzeeën. Wilde orchideeën en helleborus, blauwe druifjes, primula’s en wolfsmelk en nog veel meer bloemen die ik niet benoemen kan. Het is er fabelachtig mooi. Tijdens een wandeling pauzeren we aan een bergbeekje, met uitzicht op het grote Aoös stuwmeer en de besneeuwde bergen in de verte.


Onze hotelgastheer is vriendelijk, gastvrij en behulpzaam. Wat een verademing, in tegenstelling tot Frankrijk vaak, zijn de mensen hier zonder uitzondering vriendelijk en bereid om Engels te spreken. Eén ‘calimera!’ en ze doen alles voor je. We krijgen een warm, welkom gevoel en het ontbreekt er nog net aan dat de gastheer en zijn vrouw ons komen instoppen ’s avonds!
Sivota
Vanaf Metsovo voert de reis verder naar Sivota, aan de westkust, onder Igoumenitsa, vlak onder de grens met Albanië. Onze B&B ligt aan het strand. De eerste week van de vakantie, in Thessaloniki kon ik me nog niet voorstellen dat ik in zee zou zwemmen, nu is het bijna het eerste wat we doen! Wel langzaam doorkomen, maar dan: ..aaah het heldere water van de Ionische zee! We hebben de stranden bijna voor onszelf. Dit seizoen is ideaal om hier te reizen!
In Sivota geven we ons over aan nietsdoen, strand en familiegenot. Doel van dit onderdeel van de reis is immers voornamelijk het geboortedorp van de opa en vader van onze schoonzoon bezoeken, Gola, hogerop in de bergen. Dat doen we op een gegeven moment met de hele familie. Een hele bijzondere ervaring. Een spookdorp in de bergen, verlaten door de bewoners op zoek naar werk. Alleen in de zomer komen de mensen die er nog huizen en grond bezitten terug, om de hitte van de stad waar ze wonen en werken te ontvluchten.

Ik wijd er nog een aparte blog aan. Wordt vervolgd!