Van Airbnb naar TakeCarebnb

Wie mij kent weet dat ik al heel wat Airbnb’s (en hun eigenaars) heb gezien in mijn vakantietijd. Echtgenoot en ik zijn lang geleden al begonnen met deze manier van vakantie houden. Het had toen nog meer het karakter van couchsurfen . Iemand stelde een kamer in zijn/haar huis ter beschikking voor een hele redelijke prijs. Je zat dan in een gewone buurt, kreeg inside informatie over bezienswaardigheden waar nog niet hordes toeristen kwamen en zo kreeg je echt een vleugje van het ‘authentieke’ leven van het bezochte vakantieland.

Zo’n vakantie was betaalbaar nadat we onze vouwwagen hadden weg gedaan (spijt van trouwens). Zomerhuisjes (een valse benaming voor superdure bungalows op vakantieparken) vonden we te duur, maar stonden ons ook tegen omdat ze zo afgesneden zijn van waar het gewone leven zich afspeelt. Hoewel, soms is dat ook lekker, hoor, even helemaal weg. Door de jaren heen ontwikkelden wij echter wel een voorkeur voor die Airbnb’s. We bleven een paar nachten per plek en trokken dan weer verder. Ooit begonnen we in Heidelberg, bij ‘der Mannfred’.

Onze kamer in Heidelberg 2014

Het was onze eerste toer voor E30 per nacht. De uitdaging was zo goedkoop mogelijk zo ver mogelijk (Pyreneeën) te reizen. Dat is gelukt. Ik geloof dat we in die vakantie 4 of 5 pleisterplekken hadden waarvan die in Nimes de meest memorabele was. Bloedje heet, op een zolder met schuine wanden met de fan constant aan, heel de nacht, maar met een super aardige uit Algerije afkomstige gastvrouw die alleen Frans sprak, help! Nimes was fantastisch. We hadden ook nog fietsten bij ons, dus we fietsten criss cross door de stad, overal heen.
Van dit soort ervaringen leer je. Nooit meer schuine daken. Synoniem voor zweetnachten.

Sue, onze gastvrouw in Nimes


Van Nederland tot in Griekenland en de VS hebben we dankbaar gebruik kunnen maken van Airbnb’s. Tegenwoordig zijn het helaas steeds vaker verkapte hotels. Duur dus. Jammer.

TakecareBnB

Als Airbnb fan trekt de naam Takecarebnb natuurlijk direct mijn aandacht. Ik vond die naam heel ingenieus bedacht, ook al wist ik nog niet wat het was. Ik ben het gaan Googlen en het blijkt een organisatie te zijn die al een aantal jaren succesvol bezig is statushouders te matchen met Nederlandse gezinnen. Ze wonen daar dan een periode tot ze zelf een woning hebben. Het is een gelegenheid voor de statushouder op een leuke manier te integreren en Nederlands te oefenen. En tegelijk ontlast het de AZC’s die overvol zitten. Onder andere vanwege de wooncrisis, waardoor het gebrek aan woningen voor vluchtelingen die het recht hebben hier te blijven permanent lijkt te worden.

Ik vond het een briljant idee. We hadden al tijdelijk onderdak geboden aan een aantal Griekse studenten die geen kamer konden vinden en dat ging prima. Onze zolderkamer staat leeg en er zit een extra douche en wasbak. Dus daad bij het woord gevoegd en gebeld met Takecarebnb en een gesprek angevraagd. We wilden ons eens rustig orienteren.

Van dat rustig kwam niet veel terecht. Direct de week erop werd ik gebeld. Door een vrijwilliger met verstand van zaken die als matchmaker voor de organisatie werkt. Een heel prettig gesprek volgde. Wie we waren en wat we verwachten. Wilden we een man of vrouw. En meer van dat soort vragen.
Na weer een week werd er gebeld met een voorstel. Dit ging snel! De kandidaat was een Syrische jongeman met status die als ‘koppelgemeente’ (COA jargon voor de stad waar de persoon huisvesting moet krijgen) Utrecht kreeg toegewezen en daarom graag in die omgeving in een gezin wilde logeren.

Er volgde een kennismaking met de coach erbij. Dat voelt wat onwennig, maar de coach wist het gesprek goed te leiden. Dat onze gast uitstekend Engels sprak was een groot voordeel! In de Takecarebnb procedure volgt dan het ‘proefslapen’. Dat is uiteraard niet zoiets als het bed uitproberen (haha), maar het zijn drie dagen met elkaar doorbrengen voor een nadere kennismaking, wederzijds. Na iedere kennismaking bestond er de mogelijkheid om alsnog af te zien van een vervolg, ook dat weer wederzijds.

Alles verliep positief en sinds januari hebben we dus een extra huisgenoot.

Het vervolg

Ik zou liegen als ik zei dat alles direct prima ging. Iedere extra persoon in huis brengt het evenwicht enigszins uit balans en het kost tijd om weer te wennen. Je leeft tenslotte dicht op elkaar. In de eerste weken heb ik heus wel gedachtes als ‘waar ben ik aan begonnen’ gehad. Het kost echt tijd. Een keer heb ik om advies gevraagd aan onze contactpersoon en dat was heel nuttig. Nu na twee maanden kan ik zeggen dat we de periode verlengd hebben. We kennen elkaar beter en de balans heeft zich hersteld, denk ik.

Er zijn een paar dingen die het ons makkelijk maken. Zoals gezegd, het Engels van onze gast en al aardig wat Nederlands (na 7 maanden!). En hij heeft gevoel voor humor.

Oekraine en regels

Onze situatie werd opeens heel actueel toen al de Oekrainse vluchtelingen in Nederland arriveerden. Ik las over mensen die spontaan naar de grens reden en mensen ophaalden om bij hen thuis te wonen. Fantastisch dat er zoveel behulpzaamheid en spontaniteit was. Ik hield wel mijn hart vast. Hoe zou dit gaan? Een of twee extra personen in huis gaat nog wel, maar een heel gezin? En puur spontaan, zonder begeleiding…
Inmiddels zie je reportages op het nieuws verschijnen van mensen die zeggen dat het toch tegenviel en dat de gasten zulke rare gewoontes hebben. De taalbarriere speelt ook een rol.

Regels en gewoontes?

Het grappige is dat ik dacht dat wij als huishouden niet veel regels hadden. Onze gast vroeg er nadrukkelijk naar in het begin. ‘Wat zijn jullie regels?’ Ik moest een beetje lachen. Regels, nee, daar kon ik zo niet iets bij bedenken. Het klonk wat kostschoolachtig..

Hoe langer S bij ons is des te meer besef ik dat we allerlei ongeschreven regels hebben waar ik mezelf niet van bewust bent. Meer dan regels zijn het verwachtingen die meekomen allereerst in de cultuur van je gezin en ook van je land.

Etenstijden zijn een voorbeeld. (Ook genoemd door de gastgezinnen van Oekraieners). Wij hanteren geen wekker wat betreft tijd, maar we eten wel drie keer per dag. En oh ja, we drinken koffie in de ochtend en thee in de middag en ook koffie weer ’s avonds, op redelijk vaste tijden, met een marge van een half uur of zo. Onze gast is vanuit zijn achtergrond gewend te eten en drinken wanneer hij trek heeft. En dat zijn andere tijden dan de onze. We eten en drinken dus niet vaak samen.
Dat gaat op een gegeven moment toch kriebelen. ‘Waarom eet ‘ie niet gewoon mee, doe normaal..’ Dan moet je dus nadenken, waarom vind ik dat lastig? Maakt het uit, zolang hij zijn eigen rommel maar opruimt? Ik realiseerde me dat voor ons eten en koffiepauzes meer zijn dan alleen je maag vullen, het is ook een sociaal gebeuren, van uitwisseling en even kletsen. (Telefoons vormen trouwens een bedreiging) Het ging me ten diepste dus niet om het eten, maar het voelde als gebrek aan interesse. Onze gast is een introvert persoon die meestal niet in de stemming is om veel te praten.
Inmiddels sturen we een appje dat we over een x aantal minuten gaan eten en laten het bij hem of hij al dan niet mee-eet. En hij weet ondertussen dat wij het gezellig vinden af en toe samen te eten. En daar houdt hij weer rekening mee. eens kijken hoe dat bevalt.

Wij kennen het fenomeen van eten wanneer je trek hebt en niet op bepaalde tijden nog uit Korea. Daar waren wij raar dat we op de klok keken of het etenstijd was. Dat weet je toch gewoon wanneer je honger hebt? Nog vreemder vonden ze het daar dat kinderen op een bepaalde tijd een middagdutje moesten doen. ‘Om zo laat slapen? Maar als ze dan geen slaap hebben?’ vroegen ze dan stomverbaasd.
We hebben daar wel moeten leren dat onze tijdgerichte cultuur niet altijd beter is. Leven in een totaal andere cultuur dan de jouwe is een confrontatie met jezelf en wat je voor waar en ‘normaal’ beschouwt.
Zo gaat het ook met een vreemdeling in huis. Wie is er nu eigenlijk raar?

Dat wij geen water hebben op het toilet om je billen mee te wassen is pas raar! En dat we met onze vieze schoenen door het hele huis banjeren…wat dacht je daar van?

Dierenliefde in de familie

Angst voor poezen – nurture

Alle kinderen gaan volgens mij door een fase heen dat ze een hond, poes of ander huisdier willen. Ik was een jaar of zeven, acht, denk ik, toen ik een hond wilde. Er was geen denken aan, dat wist ik ook al voordat ik zelfs mijn verlangen uitte. Mijn moeder kwam uit een gezin waar huisdieren niet alleen niet geliefd werden maar, zoals zij er tenminste over sprak, met een panische vrees gevreesd werden. Ze kon het woord poes of hond niet eens uitspreken zonder er al een diep, angstige afkeer voor in haar stem te laten meeklinken.

Onze Tommy met gebruiksaanwijzing

Naar eigen zeggen had ze door haar moeder die angst gekregen. Die vertelde het smakelijk gruwelijke verhaal dat de familie rondgaat als ware het een oorlogstrauma, veelal aangedikt door eigen afkeer van beesten. Oma van Katwijk had vis gehaald en zou op straat zijn achterna gezeten door een kat. Heel snel was ze naar binnen gerend en had de deur met een klap dicht gegooid. Echter, de halsband van de kat, waaraan een riempje zat, was tussen de deur blijven haken, waarop de kat zichzelf verhing. In opdracht van ik weet niet wie, moest de kleine Sjaan met de dode kat naar boven (waarheen?) lopen, het arme beest voortslepend aan de riem. Ze kon zich haar hele leven het ‘bonk, bonkebonk’ van die dode kat op de traptrede herinneren als een nachtmerrie. Die ze doorgaf aan haar kinderen. Mijn moeder dus.

Ik heb het verhaal nooit helemaal gesnapt en het zal in mijn geheugen ook wel een eigen leven zijn gaan leiden. Hoezo naar boven met een dode kat? Waarom liep die kat met een touw om zijn nek? Zus Thea weet alleen dat oma in paniek ergens in een portiek schuilde, met het elastiekje van haar hoed ergens achter bleef haken maar haar hoed gewoon achter liet.

Anyway. De angst voor beesten zat diep en er kwam bij ons geen lopslopend dier het huis in. Een hamster en een kanariepiet is het enige wat ik me herinner. De hamster was tijdens de vakantie dood gegaan en de kanariepiet ging altijd keihard zingen als we gingen bijbel lezen en bidden en kreeg dan een doek over zijn kooi. We liepen niet over van dierenliefde, ben ik bang. Hoewel mijn vader wel een liefde voor katten had vanuit zijn eigen jeugd. Zijn moeder en zussen hadden altijd katten en ik weet dat mijn vrijgezelle tante op oudere leeftijd ook poezen buiten ging voeren. Dat werd natuurlijk als excentriek beschouwd.

Liefde voor dieren – nurture

Mijn wens naar een eigen hondje werd uiteraard niet vervuld. Ik mocht als compromis het hondje van mijn vaders baas uitlaten die een par straten verop woonde. Een kleine teckel. Ik kan het me nauwelijks herinneren dus het zal wel een bevlieging geweest zijn.

Ik trouwde echter met een man die was opgegroeid met katten en honden in huis. Wij begonnen ons huwelijk dus met de voor hem vanzelfsprekende aanschaf van twee kittens uit het asiel. Ik meende dat ik dat ook leuk zou vinden. Dat was echter een foute inschatting. De kittens waren speels en vonden het bijvoorbeeld heel leuk om zich te verstoppen onder de bank en als ik daar dan ging zitten opeens tevoorschijn te schieten en mijn voeten te omklemmen. Ik vond dat helemaal niet zo leuk als zij…ik mag wel zeggen dat ik me te pletter schrok van die onverhoedse bewegingen. Echtgenoot vond alles schattig, maar die was weg, terwijl ik de hele dag(ja, dit is nog in de tijd dat dit normaal was..) dus met de onberekenbare beestjes opgescheept zat. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik bedongen heb dat ze terug gingen naar het asiel: – mijn vrouw is bang voor katjes- , moest echtgenoot met het schaamrood op de kaken bekennen.

Ik denk dat we in Korea, toen we daar woonden, weer begonnen zijn met poezen. Echtgenoot was er diep van overtuigd dat kinderen horen op te groeien met beesten die ze kunnen aaien en koesteren en waarvoor ze kunnen zorgen. Goed voor hun emotionele ontwikkeling. We hebben daar een hele serie poezen en katten gehad (en zelfs even een hondje) die echter allemaal aan rattengif stierven. Om ratten te bestrijden was er om de zoveel weken een ‘Dood De Rat-campagne’, waarop de bevolking enthousiast lekkere dingen buiten neerzette met, jawel, dodelijk gif erin.

Terug in Nederland zetten we de traditie voort, jonge katjes opnemen die deel van het gezin werden. Mijn angst had ik overwonnen, maar de diepe liefde die de rest van het gezin ontwikkelde ontbrak/-breekt bij mij. Waarschijnlijk moet je met dieren zijn opgegroeid om die te hebben. Tijdens hun puberjaren zag ik hoeveel warmte en affectie ze kregen en kwijt konden aan de poezen. Emoties die dan moeilijk te delen zijn met je vader en moeder. Dat is echt een enorm bonuspunt voor dieren in huis.

Het is niet alleen maar rozegeur

Ik ben ook helemaal voor, maar heb dan weer moeite met de zorg die het met zich meebrengt. Twee honden. De een kreeg al heel jong botkanker. De tweede ging bezoek bijten. En poezen. Die kunnen zo stinken…Het is misschien niet sociaal maar ik was en ben altijd blij wanneer ze naar buiten kunnen…Hoewel mijn geweten ergens blijft knagen voor wat ik de buurt aandoe. Poezen zijn verder ook zo eigenwijs. Als ze iets niet willen, zoals een pilletje kun je op je kop gaan staan, ze eten het niet. Het stukje worst waarin je het denkt te verstoppen peuzelen ze op, maar het pilletje blijft keurig achter. Op YouTube zie je dan allemaal filmpjes voorbij komen van poezen die zich gewillig een medicijn laten toedienen, terwijl wij achter een krassende, panische, blazende kat aan door het huis rennen. En dan die vreselijke kappen die ze na een behandeling om hun nek krijgen….Het allerergste was de keer dat onze huidige kat een voedingssonde in de neus aangebracht kreeg en wij geacht werden hem met een spuitje vloeibaar voedsel toe te dienen.
-Dank je de koekkoek…dat gaat ‘m niet worden, dacht onze zieke Tommy en zette zijn nagels in een van de drie (!) mensen die hem vasthielden…

Alles went..

Kat met kap, niet onze kat….

Alles went

Zo hebben we er nu een extra kat bij die in de buurt gevonden is en door niemand geclaimd. Opeens hoor ik mijn vader weer die, ondanks zijn liefde voor katten, met een vies gezicht altijd zei, neem nooit een kater, want die gaan sproeien…In 40 jaar geen last van gehad en nu hebben we toch een sproeistinker in huis! Twee katers in één huis die elkaar niet kennen, tja, dan moet je heel veel dierenliefde voelen om dat te verdragen. Dat hebben mijn huisgenoten en dus hobbel ik maar mee. Alle gordijnen hebben nu een wasbeurt gehad, da’s dan wel weer een positief puntje.

Ik vergeet nog te vertellen dat haar angst voor dieren mijn moeder zich er niet van liet weerhouden bij ons te logeren. Haar afstandelijke gedrag tegenover de poezen maakte natuurlijk dat ze juist graag bij haar gingen zitten. Ik hoorde dan opeens een benauwde kreet: ‘Margreet! Hij springt zo op schoot!’ Ik heb een foto van haar dat er twee katten naast haar zitten, een hond aan haar voeten en zij mij wat schaapachtig aankijkt. Het valt eigenlijk beste mee, lijkt ze te zeggen

In ons gezin is de dierenliefde vermenigvuldigt. De een werkt vrijwillig in een kattenpension, de ander strijdt in de dierenpartij voor een beter leven van dier en natuur. De derde ontfermt zich over katten die op straat zwerven. De vierde ziet het aan en haalt herinneringen op aan vroeger, languit op de bank met een poes op zijn buik, ultieme ontspanning.

Het is voor mij nog steeds een beetje afzien bij tijden, maar de vrucht is het meer dan waard.

Schuldig Landschap

Een kennis, kunstenares Eke Malda, tipte me over het werk van Armando naar aanleiding van mijn blog over Westerbork. In de 2e Wereldoorlog groeide hij op  in Amersfoort, dichtbij kamp Amersfoort, . Net als Westerbork een transitkamp, voor Joden en politieke gevangenen, maar uiteindelijk werd het een strafkamp. Vele soorten gevangenen verbleven er, herkenbaar aan de kleur van een merkteken op hun jas. Zelfs beroepscriminelen werden er opgesloten. Met een groene driehoek op hun jas.

Armando zou de vreselijke beelden van uitgemergelde gevangenen, smekend om een stuk brood en de dreiging van bewakers op hoge wachttorens met lange ladders nooit vergeten en verwerkte het thema in zijn kunst. Hij ontwikkelde hiervoor het begrip Schuldig Landschap. Ik noem in mijn blog over kamp Westerbork de liefelijke omgeving die zo’n contrast vormt met de gruwelen die er plaatsvonden. Die spanning, die verwarrende, of liever verbijsterende tegenstelling (hoe kán dit) vat Armando samen in dat begrip.

„Het is een landschap dat heeft zien gebeuren, want in landschappen, in de schone natuur, vinden vaak de afgrijselijkste opvoeringen plaats. Veldslagen. Sluipmoorden. Man tegen man. Aanleg en onderhoud van kampementen. Barakken. Plekken ter kwelling van weerloze schepsels. Voornoemd landschap heeft zich daar nooit iets van aangetrokken, is zelfs zo schaamteloos geweest om gewoon door te groeien, het is een schande, ik raak er nooit over uitgesproken. De confrontatie natuur-cultuur is een onbarmhartig gebeuren, dat gaat met pijn gepaard, geloof dat maar. Ja ja, ik weet wel, het is zinloos om de natuur schuldig te noemen, maar kunst is ook zinloos, daarom is kunst zo onontbeerlijk. En gewetenloos.” (Uit: ”Schoonheid is niet pluis, verzameld proza”, Amsterdam 2003

Hij raakt daarmee een snaar in me. Voor  mensen zoals ik maakt juist die mooie, maar onaangedane natuur het zo onmogelijk je iets voor te stellen van de gebeurtenissen die er zich afspeelden. De natuur heeft de neiging in zich om je gerust te stellen. Of je laat je gerust stellen. ‘Ze hadden in ieder geval een mooi uitzicht’ of dat soort trivialiteiten.

Toch blijf ik ook geloven in de hóóp die de natuur in zich draagt. Wat de mens ook uitricht, de schepping blijft troost bieden. Een bloem op een onverwachte plek, een zaadje dat ontluikt in een troosteloos landschap, een zonsondergang. De natuur blijft voor mij ook een venster naar schoonheid die uitstijgt boven al het gewoel en de ellende op aarde. Een venster naar de eeuwigheid en de herschepping van alle dingen die God belooft in de bijbel. 

Hier nog wat meer informatie over de kunstenaar

https://kunstvensters.com/2018/07/02/in-memoriam-het-schuldig-landschap-van-armando/

Foto is van Stephan van Fleteren

Oh die middenhuur!

Tekort aan huurwoningen in vrijesector tot duizend euro

Er is een tekort aan vrijesectorhuurwoningen tot duizend euro per maand, volgens de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) en Vastgoedmanagement Nederland (VGM NL) in een marktreportage

Het aantal woningen met een huur tot duizend euro dat op een andere huurder overging, nam tussen 2014 en vorig jaar af ten opzichte van het aantal mutaties bij woningen van boven de duizend euro. Dat duidt er .. op dat mensen door een laag aanbod in het middenhuursegment gedwongen worden om uit te wijken naar woningen die meer dan duizend euro per maand kosten.
NVM-voorzitter Onno Hoes maakt zich zorgen. ‘De vrijehuursector is de schakel tussen de sociale huur en koopwoningen. Ook hier geldt echter dat het aanbod er dan wel moet zijn. Er is een gebrek aan zowel goedkope als middeldure huurwoningen.

*samenvatting van een berichtje uit het ND van 12 oktober 2020

Zomaar een van de berichten die op het moment overal in de krant verschijnen of op radio en tv te horen zijn. Er is woningnood. Tekort aan sociale huurwoningen; een tekort aan middenhuurwoningen; een tekort aan betaalbare koopwoningen. Schrijnende verhalen van zelfs mensen met een normale baan die toch dakloos raken vanwege een scheiding en stomweg geen betaalbaar onderkomen kunnen vinden. Of ouderen die noodgedwongen in een (te) grote eengezinswoning moeten blijven wonen, om dezelfde reden, geen betaalbare kleinere woning kunnen vinden.

Er moet gebouwd worden, minstens 300.000 woningen, daar is iedereen het inmiddels over eens. Meer woningen, meer sociale woningen, meer in de middenhuursector tussen de 750 tot 1000 euro. Alle politici roepen het. Overal worden plannen en ideeeen gelanceerd. Maar met nog weinig resultaat.

Ik ben eens gaan onderzoeken wat het in de praktijk betekent in mijn eigen woonplaats IJsselstein. Ik zie dan dat op een mooi stukje grond langs de Hollandse IJssel, waar ik vaak langs fiets, na 9 jaar eindelijk de grond bouwklaar gemaakt wordt. Het is een buurt met dure koopwoningen dus ik ben bang dat hier geen betaalbare huizen gaan verrijzen, temeer omdat de grond eigendom is van een projectontwikkelaar. Tot nog toe heb ik geen concrete plannen kunnen traceren.

plaatje van AvroTros Radar

Ik zie dat in een andere buurt een basisschool gesloopt gaat worden en dat daar een nieuw appartementencomplex gaat komen. Voor ouderen en jongeren. In de online brochure wordt over koopwoningen gesproken. Niet voor ons dus, huurders. De prijzen zijn, als ik er naar informeer, nog niet bekend.

De woonvisie van de gemeente is zoveel mogelijk woningen te realiseren zodat jongeren en ouderen hun geliefde IJsselstein niet hoeven te verlaten. Het klinkt mooi en de wil is er. De grote vraag die de gemeente vervolgens bij haar bewoners neerlegt is: Waar zullen we gaan bouwen?
Tja…zeggen jullie het maar, vind ik dan. En zo’n democratische ronde en de verwerking van de resultaten gaat wel even duren natuurlijk. Daar schiet ik zo onmiddelijk niet veel mee op.

De ChristenUnie, mijn partij, heeft goeie plannen. Zij spoort de gemeente aan in het verkiezingsprogramma 2018-2022, in kaart te brengen:

Alle gebouwen die kunnen worden omgevormd naar woningen: voormalige scholen, lege winkels, lege kantoorpanden, of bestaande kantoorpanden in woongebied met wie een afspraak over uitplaatsing naar een bedrijventerrein een optie is;

Wat valt er in mijn woonplaats (en elders) vooral op? De enorme voorraad lege winkelpanden die allemaal te huur staan om vervolgens of door weer eenzelfde vreselijke keten als de Action te worden opgekocht of een horecabestemming krijgen, of jarenlang gewoon LEEG staan!

Onlangs is een nieuw bouwproject gerealiseerd. Woningen, winkels en horeca. Mooi geworden, zonder twijfel. Maar na een jaar staan de helft van de winkels nog leeg….Ga daar studio’s maken! Appartementen!

Een dilemma wat ik nog niet tegen ben gekomen is dat van ons. Om de huur te kunnen betalen blijven wij bijklussen, na ons pensioen. Daardoor verdienen we net boven de grens om in aanmerking te komen voor huizen onder de 800 euro. (Onze kale huur is inmiddels opgelopen tot 1030) Stoppen we met bijklussen dan zouden we daar wel voor in aanmerking komen. Maar wie betaalt ondertussen de huur? Dat is dus een kwestie van Catch22. Iemand een suggestie hoe dat op te lossen?

Ik ben dankbaar voor het huis dat we hebben. Het kan nog veel erger!

tramdorp in Groningen na de oorlog

Maar de toekomst baart me zorgen. Gaat dit straks betekenen dat we allemaal vooral moeten (blijven) werken om onze huur cq hypotheek te kunnen bekostigen? Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Ik pleit voor een beleid op landelijk niveau. Een ministerie voor Ruimtelijke Ordening of Volkshuisvesting om weer eens goed orde op zaken te stellen. Er spelen nu veel te veel plaatselijke belangen om een goed beleid te ontwikkelen. Die vrije markt van de VVD heeft sturing nodig!

Een wereld zonder Down

Dit is een prachtige documentaire die ik gisteren voor de tweede keer zag, ditmaal op Canvas. Hoe ziet een wereld er straks uit zonder mensen met Down? Is Down een ziekte? En ‘lijdt’ iemand met Down? Zodanig dat je bij een screening als NIPT (Niet Invasieve Prenatale Test) waarbij gezocht wordt naar chromosomale afwijkingen, kunt besluiten tot afbreking van de zwangerschap? Wat is dan de onderliggende gedachte? We willen graag gezonde en gelukkige kinderen. Maar valt ‘gelukkig’ samen met perfectie en is ‘gezondheid’ maakbaar? Is zonder Down er enige garantie dat een kind niet aan van alles zal kunnen lijden, zowel geestelijk als lichamelijk? Is onze acceptatie dan afhankelijk van de mate van de gezondheid van het kind? In wat voor wereld komen we te leven als dat onze levenshouding is. Leggen we dan ook niet enorm hoge verwachtingen op de schouders van onze kinderen? 

Dat zijn sommige van de vragen die de documentairemaker stelt. Zelf is ze moeder van Olly, een downzoon. 

De documentaire duurt een uur. Zeer de moeite waard! 

PS Wellicht ook te vinden op YouTube met ondertiteling

Waarom Post.nl het zo niet gaat redden…

Wie een AOW-gat wil vullen moet creatief zijn.
Kom, dacht echtgenoot, na het zien van de wervingsadvertenties van Post.nl voor bezorgers, dat ga ik doen! Een paar uurtjes per dag lekker in de buitenlucht post bezorgen. Goed voor de gezondheid, geen stress, geen verantwoordelijkheid, eitje. Hij is optimistisch ingesteld.

 

 

 

 

 

Na een paar dagen ingewerkt te zijn (meelopen met een route hier en daar door onze woonplaats) begon het eigenlijke werk. Zelfstandig de brieven rondbrengen. Om kwart voor elf zag ik hem opgewekt gaan, richting depot. Ik riep nog: Sterkte! Ik ben van nature namelijk minder optimistisch ingesteld dan mijn echtgenoot. Ik zag allemaal leeuwen en beren in de vorm van verdwalen, verkeerd bezorgde post, stortbuien en lekke banden.

Vooral dat laatste, de staat van zijn fiets, was precair. Op die fiets moeten bezorgers vijftig kilo kunnen dragen. En moet diezelfde fiets op een standaard kunnen leunen die bestand is tegen dat gewicht. Deze fiets had die niet. Kleine handicap al.

Bij het depot moet de post worden opgehaald. Die is er nog niet dan, nee, daar wacht je op samen met de verzamelde bezorgers. Een klein sociaal moment in de dag je gegund door Post.nl. Na twintig minuten of soms langer komt de post. In grote pakketten. Iedereen sjouwt die pakketten naar hun fiets. Stevige jonge en oudere mannen en minder stevige vrouwen. Men vertrekt naar het startpunt van de route. Parkeert de fiets. Dan pas gaat de betaalde werktijd in. Tussendoor fiets je nogmaals naar het depot om spul van je volgende route op te halen. De stopwatch gaat weer even op nul. 

Mijn echtgenoot kwam de eerste dag niet voor half vijf thuis. De tweede dag om vijf uur. Drie routes moest hij lopen. De stakker. De derde dag riep hij: dit is gewoon slavenarbeid! Ik werk voor een habbekrats (9,65 euro). Ik moet voor mijn eigen vervoer zorgen en bijna de helft van de tijd wordt ik niet uitbetaald en rij ik voor mijn lol.

Vanmorgen is hij ermee gestopt. Dat kon gelukkig in de eerste maand.
Post.nl heeft een ernstig tekort aan bezorgers. Ik snap nu wel waarom!
Suggesties van een leek:
1. Zorg als bedrijf voor goeie transportfietsen en het onderhoud ervan!
2. Laat de betaalklok lopen vanaf het moment dat je bezorgers arriveren bij het depot om 11 uur en pas ophouden als alle post bezorgd is.
3. Geef een meer realistische tijdsinschatting voor de duur van de route zodat je niet op een draf door de straten hoeft. Tijd hebt voor een lunchbreak en een plaspauze.
4. En laat dat uurloon wat aantrekkelijker worden! Dit werk wordt onderbetaald!

Misschien dat je mensen dan zo gek krijgt om door weer en wind onze post te bezorgen!

Alex(i)a at the ACME Hotel

Het klinkt als de titel van een popsong. Zoiets als Hotel California. ‘You can get in, but never leave…’

Maar Alexia* was onze eerste kennismaking met een robot. We sliepen onlangs een nacht in een hotel in Chigago, in de VS. Een leuk, wat alternatief hotel. Dat zie je al aan de inrichting. De rits is een tromp l’oeil.

hotelkamer chigago

breakfastroom acmehotel

Op tafel stond een cilindervormig zwart ‘ding’. In eerste instantie dacht ik dat het een speaker was of zo voor muziek uit een Iphone. Er stonden meer mij vaag bekend voorkomende digitale apparaten, waarvan het gebruik mij net ontgaat. Ik zie ze bij onze nazaten, die de laatste digitale ontwikkelingen op de voet volgen en steeds kleinere en handigere gadgets tevoorschijn toveren.

Alexia

Nu was deze zwarte toren niet zo erg klein, maar wel intrigerend. Vooral toen er vanuit het niets opeens een vrouwenstem klonk: ‘I do not understand the question’, of iets van dien aard. Ik schrok me een ongeluk, want behalve echtgenoot was er niemand anders in de kamer, en ik was me er ook niet van bewust iemand wat gevraagd te hebben. De zwarte toren  bleek dus een robot, bij nader onderzoek, met de naam Alexia. Voor mij een volkomen nieuwigheid, maar blijkbaar al langer in gebruik aangezien prof. Ad de Bruijne een column eraan wijdde in het Nederlands Dagblad van zaterdag 14 juli. (waarschijnlijk achter betaalmuur) Meerdere mensen rapporteerden dat Alexia een eng lachje had laten klinken, onuitgenodigd. Hoe zit het met de invloed van het kwaad op robotmacht? Daarover ging zijn column.

Onze Alexia vertoonde meer onkunde en onnozelheid. Hoe we haar ook bevroegen over tot hoe laat we in het hotel konden ontbijten, ze deed alsof ze ons niet begreep. ‘ Sorry, I cannot answer that question. Ask public transportation for time tables’, en meer van dat soort vreemde antwoorden. We kregen er wel lol in.
‘Alexia, where is the lobby?’
‘Alexia, What time is check-out?’
Maar Alexia was er niet van gediend. Ze begreep ons niet of wilde ons niet begrijpen. 

De volgende morgen hebben we de handleiding nog eens bestudeerd. Er bleek toch een manier te zijn waarop we haar aan het praten konden krijgen. Net op tijd om haar te horen zeggen: Thank you for checking in at ACME hotel.

*Alexia heet dus Alexa!

 

Wie is er bang voor wiskunde?

Het is de titel van een nieuw verschenen boek van een leraar wiskunde, Gerardo Soto y Koelemeijer. 

Ik ben bang voor wiskunde. Al decennia. Ik kan wel zeggen dat wiskunde, in mijn tijd nog algebra en meetkunde geheten, mij vele nachtmerries bezorgde in de jaren 1967 -1969. Ik verraad daarbij direct mijn leeftijd maar dat was volgens mij al geen geheim meer.

In 1967 zit ik in klas zes van de School met de Bijbel in Rheden. We zijn een jaar daarvoor verhuisd van stedelijk Schiedam naar dit dorpje onder de Posbank in Gelderland. Mijn moeder brengt me de eerste dag naar school. Op mijn verzoek draagt ze haar zondagse jas en hoed. Ik was al vroeg gevoelig voor kleding. De jas is van donkerrode tweed met zwarte fluwelen kraag en daarbij een zwartfluwelen hoed. Ik kon mijn onzekerheid de baas door trots te zijn op mijn mooie moeder.

In groep zes heb ik mijn draai gevonden en presteer goed. Zonder cito’s krijgen we allemaal een schooladvies. Het mijne is HBS. Maar we moeten wel toelatingsexamen doen. Op een goeie dag in de zomervakantie fietsen we als groepje richting Arnhem. Naar het Christelijk Lyceum Arnhem alwaar de toets zal worden afgenomen. Het is spannend maar ik slaag zonder problemen. Dan vangt mijn middelbare schooltijd aan.

Ik ben een talenmens. Als kind al een lezer vind ik het op de HBS heerlijk om ingewijd te worden in nieuwe talen als Frans en Duits en mijn eigen taal verder uit te pluizen. Uiteraard mopper ik mee over naamvallen en werkwoorden, maar stiekem vind ik het leuk.

Minder blij ben ik met de vakken algebra en meetkunde. Of die al in de eerste klas werden gegeven weet ik niet meer. In mijn herinnering begon de kwelling vroeg en duurde eindeloos lang. Mijn hersenen konden op geen enkele manier de abstracte formules, berekeningen en vormen bevatten. En mijn wiskundeleraar kon op geen enkele manier de disfunctie van mijn hersenen bevatten en raakte geïrriteerd als ik het ‘nog steeds’ niet snapte.

Uren bracht ik door op mijn kamertje met mijn geduldige, lieve oudste broer die zijn uiterste best deed mij enig begrip bij te brengen. Na alle oefening, perste ik soms zowaar het juiste antwoord uit mijn vermoeide brein. Maar kwam ik dan de volgende dag op school en de leraar schreef de opdrachten voor een proefwerk op het bord, stond het huilen me nader dan het lachen. Het was een groot abracadabra voor me. Hoe stom een kind zich dan kan voelen, als iedereen om je heen ijverig zit te pennen en jij hebt geen idee zelfs waar te beginnen! Dat paniekgevoel graaft diep door in een kinderziel.

Uiteindelijk ben ik in de tweede klas blijven zitten met een twee en een drie voor de vakken. Ik mocht, vanwege de goede cijfers voor andere vakken wel verder naar de HAVO. Een toen nieuwe vorm van onderwijs waar op deze school een pilot voor werd gedaan. Ik was dolblij, Alles was beter dan nog een jaar die kwelling te moeten ondergaan.

Er is dus een boek geschreven over dit fenomeen. De angst voor wiskunde. En hoe die voor leerlingen is weg te nemen. Ik wist al langer dat onder die ijverig pennende klasgenoten van mij er heus wel meer waren die minder goed waren dan het leek. Hoe het hen is vergaan weet ik niet. Mij is de ervaring van falen op deze manier altijd bijgebleven. Een leraar die grapjes maakt over jouw ‘eigenwijsheid’ en gebrek aan hersenen slaat een deukje in het zelfvertrouwen.

Vandaar dat ik de publicatie van het boek toejuich. Laten vooral leraren wiskunde hun voordeel ermee doen. En ik ben blij dat ik niet de enige ben die bang is voor wiskunde.

N.a.v Wie is er bang voor wiskunde?
Auteur: Gerardo Soto y Koelemeijer
ISBN:9789462988392

Een wandeling met een les

De lucht is staalblauw. De lentetooi van de bomen waar we tussen lopen is tegen die achtergrond nog feller, zinderend groen. Het bospad slingert en komt uit op een open plek. Er staat een eenvoudig monument met daarop de geschiedenis van wat zich hier afspeelde. Onder mijn voeten zanderige grond, bedekt met naalden en bladeren van de vorige herfst. Het ruikt zo sterk naar bos, oude grond en nieuwe bloei dat het me de adem beneemt.

monument Den Treek

Toch, deze open plek, nu vol nieuwe groei en aanplant, blijkt een dodengrond. Precies op deze plek staan op  16 oktober 1942 vijftien mannen. Tussen de 30 en de 50 jaar.  Het is dan rond de 13 graden, normaal voor de tijd van het jaar. Heel af en toe laat de zon zich zien. Die dag is het droog maar de dagen ervoor was er regen gevallen. Ik ruik de geur van het vochtige bos.

We staan op een plek in het bos op het landgoed Den Treek-Henschoten. Een groot landgoed tussen Woudenberg en Amersfoort in particulier bezit van de familie de Beaufort. Prachtig gebied om te wandelen, fietsen of paardrijden. We lopen er zaterdagmiddag, Bevrijdingsdag, en genieten van de natuur. We stuiten op een bord dat verwijst naar een monument even verderop. We volgen de aanwijzing en arriveren op de stille, open plek. En op dat moment krijgt de omgeving een andere lading. Hier zijn mensen bruut vermoord. Hier hebben mensen voor het laatst de doordringende bosgeur ingeademd, de vogels horen zingen, modderige bosgrond geroken toen ze erdoor heen werden gejaagd, op weg naar hun dood.

Ik hoor de honden blaffen, de schreeuwende bevelen, het geluid van vrachtwagens die de gevangenen afleveren. Ik zie de gezichten van die vijftien mannen. Angst, ongeloof, gelatenheid? Twaalf verzetsmensen en drie gijzelaars lees ik op het bord bij het monument. Als vergeldingsactie voor het verzet tegen de Nazi’s worden ze hier vermoord.

Eerst komt er een vrachtauto uit kamp Amersfoort. De mannen stappen uit en worden opgewacht door dertig Duitse soldaten. Ze worden direct gefusilleerd. Vervolgens arriveert de tweede truck met de rest van de gevangenen. Voor hen moet het nog afschuwelijker zijn geweest. Als er nog onzekerheid was over het doel van de reis dan is die bij aankomst direct verdwenen. Er liggen zes lijken. Het is onafwendbaar, de dood is nog maar een paar seconden van hen verwijdert. Ook deze mannen worden onmiddellijk doodgeschoten. En ter plekke begraven. Na de oorlog wordt het massagraf gevonden en krijgen de mannen, na identificatie aan de hand van gevonden persoonlijke spullen, alsnog een waardige begrafenis. Op deze site is het hele verhaal te lezen.

Opgehaald uit kamp Amersfoort (politieke gevangenen) en st. Michielsgestel, waar gijzelaars uit het hele land waren geïnterneerd. (Waaronder ook mijn opa, van moederskant. Actief in politiek en maatschappelijke organisaties in Schiedam is hij met vele anderen op 4 mei 1942 om zes uur ’s ochtends van zijn bed gelicht en nog dezelfde dag naar st. Michielsgestel gebracht. Vanuit dit kamp worden in augustus en later dus, op 16 oktober, in totaal zes mensen doodgeschoten).

Mijn grootvader heeft in de periode dat hij geïnterneerd zat in St. Michielsgestel een dagboekje bijgehouden. Ik kreeg daaruit de indruk dat het daar wel meeviel. Men had relatief veel vrijheid om de dagen door te brengen zoals men wilde. Er werd van alles georganiseerd door de gevangenen aan lezingen en muziek. Maar in augustus werden de eersten opgehaald om vermoord te worden. Toen bleek dat het de Duitsers menens was. En nu met dit verhaal van deze executies realiseer ik me dat er een enorme spanning en onzekerheid geheerst moet hebben.

Ik zal nog een blog wijden aan mijn herinneringen over deze ervaring van mijn grootvader. Ik heb hem helaas niet gekend, maar veel gehoord in de verhalen over hem van mijn moeder.

20180506_212139
Handschrift van mijn grootvader, een bladzijde uit het dagboekje

20180506_212105
Tekening van mijn grootvader gemaakt door mede-kampgenoot

20180506_212029
Rechts mijn grootvader, Jacob van Katwijk.

Hier is een uitzending te zien van Andere Tijden over het gijzelaarskamp st.Michelsgestel

Azijnpisser

Ik ben op Facebook lid van verschillende forums. Een voor R(usteloze) B(enen) S(yndroom) medeslachtoffers. Heel leerzaam, vooral om vaak te mogen constateren (in dankbaarheid) dat ik vergeleken met sommigen een milde variant heb. Het leed dat door leden van dat forum gedeeld wordt is echt niet te geloven. En dat als gevolg van zo’n stomme kwaal.

Dan krijg ik veel berichten van een forum voor liefhebbers en verzamelaars van (West-)Duits aardewerk. Ik heb daar ooit lol in gekregen en het is leuk om af en toe nieuwtjes of weetjes te ontvangen. Ik ben geen hartstochtelijke verzamelaar van nature. Vindt het gauw genoeg en richt me weer op wat anders. Hoewel aardewerk en servies me wel enorm blijven boeien. Maar tegenwoordig in het kader van ontspullen, vooral veel kijken, niet kopen.

Dan ben ik ook lid van een tuinforum. Tuinplanten, tuinideeën, moestuinen en siertuinen voor elk wat wils en er zijn meestal wel leuke suggesties te vinden en informatie. Wat ik echter vooral bij dit laatste forum leerde zijn lelijke woorden. Nou ja, leerde…Ik bedoel dan vooral het lichtelijk gebruik ervan.
Iemand vraagt: hoe vinden jullie dit? Zeg van een maaksel of een boeket. Tien mensen vinden het mooi, eentje zegt ‘te onrustig’. Bingo. De reactie is onmiddelijk en meedogenloos: ‘Bullshit!’ Uhm, zegt een ander, kan dat niet wat vriendelijker? NEE, schreeuwt de persoon terug, zij is ook niet vriendelijk. Met andere woorden, de vraag ‘hoe vind je dit?’ is helemaal geen vraag, maar een verkapte manier van zeggen: ‘mooi he?’ (en durf er eens mee oneens te zijn)

Goed, ik kan wel tegen een stootje, hoor. En het was ook niet tegen mij gericht. Maar ik krijg al wel aarzelingen…wil ik hierbij horen?
Het woord BS is niet nieuw, evenals een andere die ik veelvuldig tegenkom ‘mierenn**ker’. Een woord, ik geef het toe, dat ik weleens heel zacht fluister als er al te priegelige mensen in mijn omgeving bezig zijn. Maar hardop zou ik het niet zo snel gebruiken en zeker niet op een forum als Facebook. Veel mensen hebben daar geen enkele moeite mee. Vooral als er gereageerd wordt op iemand die probeert te wijzen op de duidelijke regels van een groep. Die krijgt dan soms de wind van voren. Gelukkig kan diegene zich beklagen bij de forumleider die zulke portretten kan blokkeren.

Ach, er is natuurlijk al veel geklaagd over social media gedrag. Het blijft een fenomeen. Kinderen in het lijf van grote mensen, met grote mensen woordenbagger (ik kan het geen -schat noemen).

 

Nu een woord wat wel nieuw is voor me. Azijnpisser. Ik ben het nu al al meerdere keren tegengekomen. De definitie is zoiets als: wie het niet met me eens is, daar argumenten voor heeft en ik kan niks meer verzinnen, dan noem ik jou een azijnpisser.
Hou je gewoon aan de regels. Azijnpisser!
Google eerst eens voor je een vraag stelt. Azijnpisser!
Enzovoort.

Van het tuinforum ben ik af. Verkoopforums hebben ook een neiging tot degeneratie, die gebruik ik echter met zorg.

%d bloggers liken dit: