Oude brieven

In de jaren zeventig was het blijkbaar nog niet doodnormaal telefoon thuis te hebben. Ik ben oude brieven aan het herlezen en tot mijn verrassing zijn die niet alleen geschreven in de jaren tachtig toen ik in het buitenland woonde met man en kinderen. Ze dateren al van de jaren ’70. Er wordt weliswaar veel in gemopperd op het feit dat we telefonisch niet bereikbaar waren, maar het kon blijkbaar nog. Ik weet ook niet meer waarom we geen telefoon hadden. We verkasten toen ook al vaak, dus wellicht had het daarmee te maken. Plus het feit dat we buitenlandse vrienden en familie hadden die vanwege de kosten niet belden maar schreven. Het pre-digitale tijdperk was dat.

Ik heb daardoor wel een schat in mijn bezit. Persoonlijke verhalen van tientallen mensen over wat hun in die tijd bezighield. Schrijven leidt tot meer openhartigheid dan praten, denk ik, dus de brieven zijn vaak een blik in de harten van mensen.

De brieven die me bij het herlezen met name raakten zijn die van mijn vader en moeder. Ouders vervagen wat in je herinnering(ze stierven respectievelijk 34 jaar en 15 jaar geleden) , maar opeens waren ze, tijdens het herlezen, weer zo dichtbij. Ook voor hen gold dat schrijven makkelijker was dan praten en dat ze in die brieven hun liefde uitspraken op een manier die in de dagelijkse communicatie minder nadrukkelijk aanwezig was. Ik zie hen zitten aan tafel, mijn moeder met haar vlugge, wat ongeduldige schrift, mijn vader, altijd als tweede, met zijn zeer puntig, precieze schuinschrift. De dunne blauwe luchtpostvellen nauwgezet aan beide kanten beschreven. Altijd nauwkeurig nagenummerd door mijn vader.

Ze vertellen over de de dagelijkse dingen. Bezoekjes bij deze en gene, ziektes en zeertes. Over de broers en zussen, ons nichtje en de neefjes. Maar soms gaat het dieper en vertellen ze over dingen waar ze het moeilijk mee hadden. In de familie of bij vrienden. En je proeft dat ze ons missen. Een deel van de brief is altijd gereserveerd voor onze kinderen, hoe klein ze ook waren. Heel af en toe kregen we een ingesproken bandje. Mijn vader kletste er vrolijk op los, maar aan mijn moeders stem hoorden we hoe vreselijk ze zoiets vond. Ze was duidelijk onder druk gezet door mijn vader. Zij schreef liever.

Wat me ook, tot mijn eigen schaamte, opvalt is mijn voortdurende verzoeken om spullen…kleding, thee. koffie, lego….De ene doos is nog niet gearriveerd of ik ben alweer aan het zaniken over de volgende…Wat hebben die twee zich ingespannen om ons verblijf in het verre Korea zo aangenaam mogelijk te maken. Ik realiseer me nu pas hoeveel werk dat was voor ze.

Daarnaast richtten ze iedere twee jaar wanneer we met verlof kwamen een compleet huis voor ons in. Alle spullen kwamen van zolders van bekenden waar ze in het pre-Kringlooptijdperk werden bewaard. Bankstellen, bedden, kasten, tafels, serviezen. Alles in de kleur en stijl van het modetijdperk 10 jaar daarvoor. Geen wonder dat wij, toen we definitief naar Nederland terugkeerden, een soort mode-zombies waren. Geen idee van eigen smaak en voorkeur. Dat duurde dus wel even. Het hielp wel om een eigen stijl te ontwikkelen.

Terug naar mijn vader en moeder. Mijn vader overleed relatief jong, net 71 en heeft onze terugkomst niet meer meegemaakt. Moeder heeft gelukkig nog vele jaren mogen genieten van haar kleinkinderen (en van ons). Maar vooral nu ik zelf kleinkinderen heb besef ik des te meer dat die acht jaar zonder de kleinkinderen moeilijker geweest moeten zijn dan ze ooit zeiden. Steeds weer dat afscheid op Schiphol. De geboorte van onze jongste en er niet heen kunnen. Bij het ouder worden besef ik steeds meer dat er door hen een offer werd gebracht waar ik toen niet bij stil stond. Ook omdat ze er nooit over klaagden. Nooit een bezwaar hebben geuit.

Met terugwerkende kracht ben ik trots op ze en voel ik weer even hun liefde door de toewijding die ze toonden.

Mobility then and now

Een blogbericht in het Engels deze keer:   Yugwa_2 I lived in Pusan, South Korea in the 1980’s and once a year our neighborhood sounded like a canon was going off every three minutes or so. Ka-Booom! Outside lots of people gathered around an old rusty looking thing on wheels that resembled some sort of mini-tank.  It was a mobile rice popper. Quite a contraption. Women and children would flock around it  bringing their portions of rice or corn to be popped. It was, what I remember, around Chusok, a Korean harvest festival, in september when (among many other things) the airy and sweet popped rice snacks called yugwa were made. The popped rice would be crushed and a layer of this  would cover an airy, sweet, honey tasting inside.   Very nice and festive. (On Wikipedia I just read that the proces of making them was very complicated). The enormous explosion each time was one of the great attractions for many of the kids around. After all the neighborhood ladies had their grains popped, the adjessi’s would move on to the next place, all around town. With their machines on hand drawn carts. A mobile machine, but with a lot of manpower on the side. I found a nice description of the working of the equipment by a Chinese man from Taiwan who revisited his hometown. The picture is his as well.

When I was a little boy, we used to gather around a vendor who came to our small community once every few weeks, set up this machine and a stand and began popping rice. The machine looked primitive and it was. A small amount of rice goes into the opening. The lid was closed air tight. The cast iron drum was then rotated over fire (from burning coal) for about 10 minutes which increased the temperature and pressure inside the drum. The drum was then removed from the fire and the seal was forced opened using a wrench. The sudden release of pressure generated a very loud boom to the amazement of the kids. It also released a cloud of gas and steam and popped the rice grains to about 10 to 15 times of its original size into a bag or some kind of container. It was puffy, slightly sweet and had the smell and taste of slightly burned rice at the bottom of a rice cooker. ricepopper

The reason I remember this, is a ‘novelty’ that was shown on Dutch TV recently. Instead of bringing the fruit harvest of pears and apples to a press far away, there is now this truck coming to the people. It tours the orchard areas where apples are harvested. It carries a state-of -the- art apple pressing machine. In go dozens of kilo’s of apples and out comes clear applejuice. No banging booms. Just a smooth running machine. No novelty this mobile convenience. It takes a little less manpower. But just like in Korea in the old days,  it attracts many people which makes it just as social as the ancient popper in the ’80’s!

Waarom huilen Koreanen?

In de kerk

north-korean-defector.jpg (630×445)

Ik weet het ook niet echt, hoor, het antwoord. Wel dat huilen, uitbundig huilen, een veel voorkomende expressie is (of was) in Korea. Ik woonde in Zuid-Korea in de jaren tachtig en wist niet wat me overkwam toen tijdens de kerkdienst de tijd voor gebed aanbrak. Net zoals ik gewend was in Nederland begon de predikant met voorbedes en dankzeggingen. Maar toen kwam een moment van hardop bidden. Ik verwachtte een gezamenlijk uitgesproken ‘Onze Vader’, of iets dergelijks. Maar binnen een fractie van een seconde onstond een waterval aan geluiden. Eerst nog ingehouden, murmelend, maar langzaam aanzwellend tot een, in mijn oren hysterische hoogte. Die overigens binnen enkele tellen weer verstomde na het belsignaal van de dominee.

Wat gebeurde er? Het was het geluid van honderden mensen die allemaal tegelijk hardop hun persoonlijke gebeden uitspraken. Maar niet alleen dat. Het waren letterlijk smekingen. Men huilde, sloeg zichzelf op de borst, bewoog heen weer als Joden bij de Klaagmuur. Ik was verbijsterd. Is dit Azie, waar men geacht wordt (door westerlingen) ondoorgrondelijk en stoicijns te zijn? Daar klopte in dit geval helemaal niets van. Maar wat was dit voor een verschijnsel? Was dit een gevolg van theologische opvattingen? Men voelde zich zo zondig en schuldig dat dit de enige houding mogelijk was ten opzichte van God in een directe ontmoeting? Wellicht.

Korean-Funeral-2-images.search.jpg (600×398)
Rouwkleding op een boeddhistische begrafenis

Korean-traditional-funeral-3-images.jpg (600×398)
Knielen voor het altaar uit respect voor het overleden familielid

Rouw

De tweede ervaring met dit fenomeen was ook aan het begin van ons verblijf in Busan. We woonden in een klein appartementencomplex. Op de eerste verdieping, pal onder ons, was iemand overleden. De familie verzamelde zich. Dagenlang bivakeerden zij in de flat. Gekleed in de rouwkleding van een kennelijk boeddhistische familie. Over het kostuum droegen de mannen een hennepmantel en een soort hoge hoed van hetzelfde materiaal. Men hing wat rond. In de overdekte ruimte onder de eerste verdieping werd gerookt, veel gedronken en gewacht.

De begrafenis

De begrafenisdag brak aan. Op de binnenplaats werd een altaar opgericht, zoals op de foto. Met op het altaar een grote afbeelding van de overledene. De mannen en vrouwen bogen diep en de stoet vertrok richting de begraafplaats. Uren later hoor ik een hartverscheurend gehuil en geschreeuw. Wat is er in vredesnaam aan de hand? Op het balkon zie ik de begrafenisstoet terugkeren. Volkomen hysterisch, schor huilend, schuddend, bijna flauwvallend, elkaar ondersteunend nadert men de flat. Wat een vertoon. Later begrijp ik dat dit een teken van diep respect is voor de overleden vader of moeder. Hoe harder men huilt des te groter het respect.

Tranen en respect. Daar zit dus een link. Respect tonen door als het ware op commando te huilen. Hoe harder hoe beter. Ons volkomen vreemd. Hoe minder vertoon van emotie hoe beter immers? Wij zeggen dan al gauw ‘theater’. Superieur als we ons meestal voelen.

De burgeroorlog

Maar een tweede reden achter de tranen in de kerk is (of was) er volgens mij ook. In de jaren tachtig was de Koreaanse oorlog (1950 -1953) relatief gezien nog niet zo lang geleden. We hebben het dan over een periode van dertig jaar na de wapenstilstand. Nu ik ouder ben realiseer ik me des te meer hoe kort dertig jaren eigenlijk zijn. In de jaren van de oorlog zijn honderdduizenden Noordkoreanen gevlucht voor het communisme, naar het zuiden. Met achterlating van vaders, moeders, oma’s en opa’s, broers en zussen, kinderen, kleinkinderen. Zelfs vrouw of man. Gevlucht om in leven te blijven. Met niets. In bittere armoede weer een leven moeten opbouwen. En nooit meer je geliefden kunnen zien. Of spreken of schrijven. Niets.

Dan komen er ook tranen wanneer je mag bidden en je nood mag klagen. En hoeveel van de mensen die om mij heen zaten in die vroege jaren tachtig hadden geliefden op die manier verloren? Ik weet het niet. Men sprak er niet veel over. Maar ik weet zeker dat de tranen om die verloren liefdes zich mengden met de tranen van respect en zondebesef. En in Gods liefde vond men gelukkig diepe troost.

De massale huilpartijen op televisie die wij soms zien na het overlijden van een leider in Noord-Korea zijn natuurlijk ‘gedwongen’. Wee degene die niet treurt om de leider. Die toont immers geen respect, heeft diegene niet hoog geacht, niet lief gehad. Hoe harder en hartstochtelijker men snikt des te beter. Bevreemdend voor ons. Gedwongen voor de meesten daar, maar niet zo vreemd als voor ons. Het hoort ergens bij de oude tradities van het land. En wie weet biedt het gelegenheid stiekum wat tranen te storten om alle ellende die al decennia heerst in dat mooie, maar zo wreed verdrukte land.

Koreaanse soep – voor de koks

Seoul-Kimchi_and_banchan.jpg (2592×1944)Ik zag het op 24Kitchen, Jamie in Korea, op de markt. Hij stond bij een verkoopster van kimchie, het gefermenteerde Chinese koolgerecht met veel rode peper en knoflook dat gegeten wordt als kaas bij ons. Iedere dag, ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds, bij elke maaltijd, als bijgerecht. Zonder kimchie geen Koreaanse maaltijd. Het wordt tradtioneel gemaakt van Chinese kool maar ook van andere groenten. Van eenvoudige versies tot hele luxe met dadels, noten, jujubes, peren en wat dies meer zij.

Net als zuurkool moet kimchie rijpen. Vroeger werd het in de herfst gemaakt, in grote hoeveelheden, om daarna in een soort Keulse potten te worden bewaard, de hele winter door, tot de volgende herfst. En soms langer. Ik heb weleens dat soort rijpe kimchie gegeten, maar was daar niet enthousiast over, om het voorzichtig uit te drukken. Er is een dunne lijn tussen overrijp en rot, zeg maar…Maar verse kimchie, zo’n 2 weken oud, daar kun je me voor wakker maken.

Onze hulp in Korea maakte van rettich de meest smakelijke kimchie: Kkakttugie. Blokjes rettich, wortel en gember en dan mengen met de rode pepersaus, knoflook, zout, visconcentraat en rijpen maar. In no time was het op. Ook de kinderen smulden ervan.

kkakdugi-t.jpg (960×640)

Geïnspireerd door Jamie ben ik weer eens naar de Chinese supermarkt in Utrecht getogen, op de Amsterdamse straatweg, waar tegenwoordig steeds meer Koreaanse producten verkocht worden. Ik haalde er kimchie (ja, tegenwoordig uit de fabriek verkrijgbaar)chongga-mat-kimchi-cut-cabbage-kimchi-500g.jpg (600×600),

shi-take paddestoelen, zachte tofu (lekkerder dan de wat droge hardere bij de supermarkt) en noodles.

Thuis maakte ik de soep, een beetje uit mijn hoofd, want ik heb geen aantekeningen gemaakt van Jamie’s recept. Maar alsnog dank aan hem voor de inspiratie!

Ingrediënten (geschat voor 3 a 4 personen):

2 kipfilet
bakje (shitake) paddestoelen, in plakjes
een blok tofu (liefst wat zachte)
kippenbouillon, 1 liter
groene bladgroenten, kool, bosui, spinazie, naar keus
2 kleine winterwortels
Kimchie (optioneel), hoeveelheid naar keus
Koreaanse rode pepersaus (evt. vervangen met sambal of iets dergelijks)
Platte dunne mie, voor 3 a 4 personen.

Bereiding:

Bak de paddestoelen in weinig vet, tot ze een kleurtje hebben. Zet apart.
Snij ondertussen de kipfilet in plakjes of blokjes en de wortel in schijfjes.

In een grote pan bak de kipfilet.
Als de kip kleurt voeg de wortel toe en bak mee. Na een paar minuten voeg de bouillon toe en laat de kip garen.
Voeg de rode pepersaus toe en snij de groenten in grove stukken en voeg toe.

Voeg als laatste de kimchie toe en de in blokjes gesneden tofu.
Even doorverwarmen en proeven. Te flauw? Wat sojasaus toevoegen. Te heet? Wat extra water. (en nog een extra bouillonblokje).
Inmiddels heb je de mie gekookt. Zorg dat die niet plakt.

In een grote kom de mie doen en daarover de soep met inhoud.

Eet smakelijk! Super makkelijk en erg gezond.

Oost en West

Het was Pasen. Afgelopen zondag hebben we het gevierd. Met een mooie kerkdienst in de Ankergemeente in Nieuwegein. Veel gezongen, ge-paas-jubeld, zeg maar. Het viel me op hoe ‘erbij’ ik was dit jaar.  Zoveel lange jaren ben ik depressief geweest tijdens feestdagen. Dan waren de diensten moeilijk. In je hoofd wéten dat er echt reden tot blijdschap is. Het feit van de Verlossing in Jezus is immers niet emotie alleen. Maar niet mee kunnen ervaren en alleen maar die grote afstand voelen. Dat dikke glas waarachter je wel alles ziet maar niet meemaakt. Voortdurend het gevecht aangaan met die rotstemming die slechts dat overweldigende gevoel van zinloosheid aan je opdringt. Wat was ik dan blij wanneer de maandag weer aanbrak. Gewoon doen. Mijn gangetje gaan. Geen grote ervaringen hoeven meemaken en eraan herinnerd worden dat je langs de zijlijn staat.

Ik zal nooit een aanbidder worden die zichzelf helemaal vergeten kan. Dat is mijn persoonlijkheid. Ik ben een denker en hou altijd wel iets achter. Toch heb ik dit jaar heerlijk gezongen en met plezier de preek aangehoord. Een fijne dienst ervaren. De stem van Jezus gehoord die tegen een diep verdrietige Maria zei: Maria! En ze herkende Hem! Opgestane Heer, maar nog even dichtbij en betrokken op het leven van Zijn volgelingen. ‘Waarom huil je?’,wil Hij van Maria (van Magdala) weten. Geen hemelse stem, geen bazuingeschal van een afstand, maar een betrokken stem van haar geliefde Meester. Die vraag van Jezus (als het ware ook aan mij gesteld…) heeft me door menige zwarte dagen heen getrokken. Als ik nu vrolijk in de dienst zit, kan ik niet vergeten hoe er anderen nu met een brok in de keel zitten, gekweld door verdriet, verlies of moeilijke levensomstandigheden. Jezus staat naast je. Hij is door lijden en dood gekropen en heeft de andere kant bereikt. Er is Hoop.

’s Middags reden we richting Utrecht, om het Paasfeest te vieren met een maaltijd. Een Griekse. De schoonvader van een van onze dochters was Grieks (hij is helaas overleden) en zijn vrouw, zelf Nederlandse, heeft altijd de Griekse tradities betracht bij feestdagen. Het Paasfeest van de Grieks-orthodoxe kerk valt niet altijd samen met ons paasfeest. Maar dit jaar wel. We aten dus lamsvlees, rood gekleurde eieren, rood voor het bloed van Christus, salades en paasbrood en wensten elkaar ‘Christos anasté, Christus is opgestaan!’ Zo’n mooie gewoonte! Ook in Korea waar we een aantal jaren woonden was dat gebruikelijk met Pasen. Bij de kerk werd je begroet door de diaconessen die in witte Koreaanse dracht gekleed waren en ons de paasgroet brachten: Jezus is opgestaan! We antwoordden met: Hallelujah! Mooi.

 

En dan zing je Happy Birthday

34 jaar geleden werd ze geboren, de jongste dochter. Het verhaal van de barre kou en hoe ver de rit in de taxi was voor ik in het Koreaanse ziekenhuis aankwam met een volledige ontsluiting heb ik al eens verteld. Ik werd daar weg gebonjourd naar de wachtkamer: ja, ja, dat zeggen ze allemaal…ga maar rustig wachten, u wordt zo geroepen! Binnen een half uur was ze er. De avond vóór het Koreaanse nieuwjaar geboren. Bij de geboorte is een Koreaans kind één jaar en met Nieuwjaar  wordt iedereen een jaar ouder.Wij hadden dus een prille, net geboren baby van twee jaar oud!

Deze baby, geboren in Korea, opgegroeid vanaf haar vijfde in Nederland en nu alweer bijna vier jaar in Amerika. Toen ze werd geboren belden we snel vanwege de hoge kosten met onze ouders om de geboorte aan te kondigen. Ze zagen haar pas een half jaar later. En nu zongen echtgenoot en ik gratis via WhatsApp- video Happy Birthday en zwaaiden we haar vrolijk een fijne dag toe.

Wat er in ruim dertig jaar ten goede veranderd is, zal ik maar zeggen, afgezien van de baby natuurlijk! Die is aanzienlijk mooier dan toen…

Op deze site staat een leuke uitleg van het fenomeen ‘Koreaanse leeftijd’ en waarom het zo werkt.

De wijngaard in City Life

Zondagen zijn altijd een moment van opladen. Citylife Church waar we meestal de dienst bezoeken (zie deze blog), is een half uur lopen van waar we logeren in het gebied bij de haven van Boston. Een heerlijke wandeling door China Town dat om half elf zondagochtend zo druk is als de Kalverstraat op koopavond. Een enorm contrast met het compleet uitgestorven financiële district een of twee wijken verderop. Niemand woont daar en er is in het weekeinde niets te zoeken. Zelfs de cafe’s zijn er dicht. In China Town staan de mensen in de rij bij de bakkerijen waar rijen weelderig versierde, maar lichtelijk kunstmatig uitziende taarten in de schappen staan.  De restaurants met de lekkerste dumplings, dim sum’s en andere voor mij onbekende gerechten zitten, hoe vroeg ook, al propvol. Vlakbij de Chinese Poort verzamelen zich oudere Chinese mannen om te kaarten en mahjong te spelen. Verderop staat een groepje van de Falun Gong beweging Tai Chi te doen. Gewoon met winterjas aan, maar toch zo sierlijk als maar kan.

Het is een komen en gaan van auto’s en mensen, allemaal op weg naar ik weet niet wat. Er is een Chinese kerk hier, dus ongetwijfeld zijn er kerkgangers net als wij. Onder jonge Chinezen is een sterke beweging gaande van christenen. Net als onder Koreanen.

Terug naar de straten. We lopen op de smalle trottoirs en bereiken wat hier het Theater District genoemd wordt. Daar, in een hotel op de 6e verdieping, komt City Life samen, iedere zondag om 10.30 en om 14.00 uur. Als je binnenkomt waan je je in Azië. 80% van de gemeente is van Chinese of Koreaanse afkomst. Wij voelen ons daarom heel erg thuis gelijk. Na 9 jaar in Korea is het iedere keer een soort thuiskomen ervaring. De meeste leden wonen hier als tweede generatie, maar er zijn ook veel studenten die weer terug gaan naar hun land na hun studie. Iedere zondag spreken we tijdens het kennismakingsmoment (zó’n goede gewoonte: groet de mensen in je omgeving!) weer anderen. Vandaag zat ik naast iemand van Chinese afkomst. Zijn ouders hadden in Finland een opleiding gedaan, en waren daar christen geworden. Ze hadden hem in China achtergelaten en later meegenomen naar Amerika. Achter ons zat een man uit Shanghai. Hij studeert hier aan een theologische opleiding en is part-time predikant van een Chinese kerk. Vol enthousiasme over gereformeerde theologie. Bavinck was net vertaald in het Chinees, vertelde hij stralend.

We beginnen met muziek. Als senioren hebben we af en toe de neiging om oordoppen in te doen, maar zo flauw willen we niet zijn. Het is begeleiding met electrische gitaar, keyboard en drums. De kwaliteit van de muziek is goed. Gewoon wat hard. Er heerst een ontspannen en tegelijk zeer ordelijke sfeer. Mensen komen binnen tot het moment dat de preek begint. In groepjes. De deur gaat dicht tot er weer een binnenlaat moment is. Iedereen draagt natuurlijk bekers met koffie, sap of water. Maar er wordt niet gegeten! Nog geen pepermuntje. Ik aarzel om een snoepje te pakken en denk dan, bekijk het, als iedereen hier kartonnen emmers meeneemt om uit te drinken mag ik toch wel een mini-mint pakken!

We zingen, we bidden, we lezen uit de bijbel en luisteren dan naar een uiteenzetting over de gelijkenis van de wijngaard. Een zeer boeiend verhaal dat de dood van Jezus presenteert als het ondersteboven van God. Luister hier wanneer je de preek wilt horen.

En dan blijkt het toch niet je moeder te zijn

Al vrij snel na aankomst in Zuidkorea kreeg onze dochter daar alle hulp om een zoektocht naar haar biologische ouders te starten. Zie ook mijn vorige blog en die daarvoor

Twee televisiereportages, hulp bij het maken van flyers door Koroot, die ze zelf (met partner Mark)verspreidde in de stad waar ze oorspronkelijk door de politie gevonden werd bij het busstation daar. In de televisiebeelden zie ik haar daar lopen, op mensen afstappen en een folder geven. De mensen reageren wat aarzelend zoals iedereen die iets in zijn handen krijgt gedrukt, maar de camera en de foto’s op de flyer maken hen nieuwsgierig. Je ziet ze een stapeltje uit haar handen nemen en ze gaan zelf aan het uitdelen of opplakken. Men overlegt en kijkt.

Het veroorzaakt een moeilijk te definiëren emotie in me. Het ontroert me, het maakt mijn hart heel week en pijnlijk. En ik voel ook iets van boosheid en onmacht. Dat zou toch niet moeten kunnen bestaan, dat een dochter op die manier naar haar ouders moet zoeken. Het zou toch eerder andersom moeten! Daar loopt een prachtig mens, wie kan zo iemand verstoten hebben? Wat een schrijnende omstandigheden moeten er toch zijn vóór een moeder haar eigen kind achterlaat. En wat is het aangrijpend als dat kind dan zelf weer die daad ongedaan probeert te  maken. ‘Wat er ook gebeurd is, het geeft niet. Kom maar gewoon. Ik hou van jullie’, hoor ik onze dochter zeggen, vergevingsgezind als ze is. Het is heftig. Zegt ze ook zelf wanneer ik haar spreek: ‘Als ik een dag later op het bussation kom om een bus naar elders te nemen, zie ik mezelf daar hangen! Zo vervreemdend…’

En dan wordt er gebeld door het televisiestation: Iemand heeft zich gemeld. Een vrouw die haar dochtertje is kwijtgeraakt, ze was drie. De informatie is incompleet en vaag. We schrikken er allemaal wel van op. Zou het dan echt gelukt zijn? Via de WhatsApp worden we voortdurend op de hoogte gehouden en we leven mee alsof we er zelf bij zijn. Spoorloos live! We krijgen een foto van de vrouw en een van haar gezin. We menen gelijkenis te zien, maar houden onszelf voor dat wij Aziatische gezichten niet even goed kunnen ‘lezen’ als Europese/westerse gezichten…

Een echtpaar dat onze dochter helpt en een Nederlandse vriendin die al 30 jaar in Korea woont en al veel zoekers heeft bijgestaan, gaan op visite bij de vrouw. Stellen haar vele vragen en krijgen een verdrietig verhaal te horen. Deze vrouw nam haar kind mee naar het werk om het te beschermen tegen haar man die alcoholist was. Ze speelde in een ruimte terwijl de moeder aan het werk was. Op een gegeven moment is het naar buiten gegaan en nooit meer terug gevonden. Het verhaal is tragisch en was het maar de geschiedenis van onze dochter. Maar dit meisje kon goed lopen, en de jaartallen kloppen niet.

Toch besluit onze dochter deze vrouw te bezoeken,ook al weet ze dat het niet haar moeder kan zijn. En ze vindt daar toch een zekere troost in. Deze vrouw behandelt haar, tegen beter weten in, als haar verloren gewaande dochter. Vertroetelt haar en blijft maar zeggen ‘was je maar mijn dochter!’ Iets van het  verlies en het verlangen delen ze. En dat is een gedeelde smart.

 

 

 

 

Geadopteerd zijn is ook een werkwoord

De blogs over adoptie publiceer ik uitsluitend met instemming en na lezing ervan door mijn dochter! Zie ook mijn vorige blog Adoptie is een werkwoord en Arirang en adoptie

Onze Koreaanse dochter is voor het eerst sinds 1988 terug in haar geboorteland.  In 1984, op haar zesde, kwam ze bij ons wonen. ‘Bij ons’ was: echtgenoot en ik en onze drie kinderen. Toen acht, vijf en anderhalf jaar oud. Wij woonden sinds 1980 in Pusan, Zuid Korea, in verband met het werk van echtgenoot. Na Sook-hi’s komst hebben we samen nog vier jaar in Korea gewoond.

Na terugkomst in Nederland is Korea altijd een rol blijven spelen in ons gezamenlijk familieleven. Gedeelde warme herinneringen aan de tochten in onze Bongobus (KIA), de vakanties aan zee in Kangnung, aan het eten, aan onze adzjoemoni (hulp) op wie we allemaal zeer suusinseoulgesteld waren. Die de allerlekkerste ramyun kon maken die we nergens meer zo gegeten hebben.

Voor onze dochter was Nederland een beter oord om te wonen. Door C(erebral) P(alsey) met moeite lopend, was het steile en vaak trottoirloze Pusan geen makkelijke woonplek. In Nederland was er onmiddellijk een team van specialisten die haar monitorden, er was wekelijkse fysiotherapie, ergotherapie, er kwam een aangepaste fiets, een rolstoel, een douchestoel, enzovoort. In Nederland werd je als mens met een handicap verzorgd (het waren betere tijden toen!) en gerespecteerd, in Korea werd je (ik schrijf de jaren tachtig van de vorige eeuw!) erom veracht, verstoten, te vondeling gelegd. Niet omdat de moeder haar eigen kind niet wilde, maar meestal omdat de schoonfamilie het gehandicapte kind niet accepteerde. De moeder had gefaald in haar plicht een gezonde, liefst mannelijke, nakomeling op de wereld te zetten.

Zo werden veel kinderen (gehandicapt of soms slechts omdat ze meisjes waren) op straat of in busstations achtergelaten. Op straat zag je ernstig gehandicapte mensen zich voortbewegen met de meest primitieve hulpmiddelen  en om aan de kost te komen, kranten verkopen of andersoortige zaken. Heel triest en tegelijk ook heel sterk. Ik had een enorme bewondering voor de strijdlust van deze mensen die zich toch maar staande wisten te houden!

Er is intussen veel veranderd. Volgens mijn goed ingelichte schoonzoon zijn de sportfaciliteiten voor gehandicapte sporters in Korea tegenwoordig bijvoorbeeld state of the art. Ook in de jaren tachtig werd onze dochter overigens goed opgevangen in het weeshuis annex revalidatiecentrum waar ze heen werd gebracht door hulpverleners. Mede door de Amerikaanse sponsoring was er gemiddeld betere zorg dan elders, denk ik.

Nu, na 32 jaar is dochter er voor het eerst terug dus. Onvervaard rijdend in haar rolstoel door megapool Seoul, en nu reizend met OV door het land. Maar eerst heeft ze een flyer gemaakt. Op een kantoor dat mensen zoals zij bijstaat in het zoeken naar familie.

Abandoned enz

Ze stuurde ons deze foto. Een poster die op het kantoor hangt van Koroot (spreek uit Ko-roet) een organisatie die geadopteerde Koreanen bijstaat in het zoeken naar familie en het mogelijk maakt voor hen om kennis te maken met de cultuur van hun geboorteland.

De poster sloeg in als een bom bij mij. Al die kinderen, afgestaan ter adoptie, of achtergelaten op straat; de nood, het verdriet van de biologische moeders, de problemen en leegte voor veel van de adoptiekinderen en daardoor ook voor hun adoptie-ouders. Zo’n poster brengt het allemaal in één klap samen. Door staccato, op alfabetische volgorde steekwoorden te noemen die waarschijnlijk verzameld zijn onder de geadopteerden zelf.

Als het leven ‘plaatsvindt’, van dag tot dag, met een druk gezin, met alle verplichtingen van school, sport, kerk en muziek en de dagen zich sneller aaneenrijgen dan je kunt bijhouden, wordt geadopteerd zijn in een bestaand gezin een gewoon feit. Je kunt daar ook niet voortdurend bij stilstaan.

Maar nu is het opeens weer dáár. Verlaten worden slaat een wond in iemands leven die misschien wel dichtgroeit, maar altijd een litteken achterlaat, dat schuurt en trekt. Onze dochter is geen klager. Dat heeft mij meerdere malen op het verkeerde pad gezet. Haar intense verdriet om de dood van haar cavia en andere huisdieren was een signaal wat, denk ik nu, duidde op een dieper verdriet waar ze niet bij kon.

Adopteren is hard werken en geadopteerd zijn ook. Zonder hulp van derden red je het nauwelijks. Maar dat is opvoeden natuurlijk ook. Kinderen in huis hebben, of ze nu geadopteerd zijn of niet, betekent confrontatie met jezelf. Al je eigenschappen worden op een nieuwe manier uitgedaagd, de goeie én de slechte. De goeie blijken soms minder geworteld dan je dacht en de slechte heb je minder onder controle dan je dacht. Zo verging het mij tenminste. Daar maak je als ouder de fouten in de omgang met je kinderen. Die weer verzacht worden (hopelijk) door een sterke basis van wederzijdse liefde, als het goed is.

In het geval van adoptie, in ons geval van een ouder kind, lag daar de angel.  Niet alleen ons adoptiekind had/ heeft moeite met zich geliefd te voelen, maar dat bleek andersom ook voor mij zo. Liefhebben is bij een dergelijke adoptie een proces. Een bewust proces. Een keuze. Ik ga mijn best doen jou lief te hebben als mijn kind. Dat lijkt een tegenstelling, maar is in feite de basis van echte liefde: doen. Handelen in de geest van liefde, het goede zoeken, de ander goed gezind zijn. Dat is de intentie…maar dan volgt de praktijk die weerbarstiger was dan ik wilde of vermoedde.

In  iedere opvoeding maak je fouten. Alleen ontbreekt bij adoptie of geadopteerd zijn de vanzelfsprekende basis. Iedere fout van de kant van de ouder is voor het geadopteerde kind vaak een bevestiging van het ‘vreemd’ zijn, van ‘er niet bijhoren’.  Voor mij gaf dat het gevoel iedere keer weer opnieuw te moeten beginnen. De keuze was onvoorwaardelijk, maar de gevoelens niet vanzelfsprekend. Ik merkte, om dit wat vage verhaal kort samen te vatten, dat ik wederkerigheid veel meer nodig bleek te hebben dan ik verwachtte.

Ondanks dat dit een redelijk warrig verhaal is, is het voor mensen in een vergelijkbare situatie misschien toch wel herkenbaar?

Het heeft me uiteindelijk ontzettend veel geleerd over Gods liefde voor mij. Ik ben tenslotte ook geadopteerd in Zijn gezin en ik begrijp beter dan ooit hoe die liefde van Hem voor mij een keuze is en dat die onvoorwaardelijk is. Als ik me dat al voor kan nemen, laat staan God Zelf. Het grote verschil is dat mijn ‘gedrag’ geen invloed heeft op die liefde van Hem, omdat ik door Jezus Christus vergeving krijg.  En God is Zelf liefde, daar heeft Hij mij niet voor nodig. Uit die liefde kon ik wel putten, steeds weer.

In een volgende blog hoop ik meer te vertellen over de spannende zoektocht die nu gaande is in Korea! Televisie en radio zijn bijgesprongen in de zoektocht!

Loes op het strand

loesheaundai
Deze foto vond ik (eindelijk weer) terug bij het opruimen van papieren die al máánden op mijn bureau lagen. Het is een fantastische momentopname uit 1986. Plaats: Zuid Korea, Busan, Haeundae strand. Het strand was toen nog redelijk ongerept en de boulevard nog niet zo dicht bebouwd als nu.  Heel in de verte zie je het hotel dat wij liefhadden omdat beneden een winkel was waar je Duits zuurdesembrood kon kopen. We reden wel een uur door de stad soms om een voorraadje brood te halen. Er was toen nog slechts plakbrood verkrijgbaar bij de bakkers, wit brood dat zich tot levensbedreigende cementballetjes vormde als de kleintjes erop sabbelden. We woonden in Busan (nieuwste spelling) van 1980 tot 1988, in verband met het werk van echtgenoot. Een mooie tijd, met uiteraard zijn ups en downs. Maar het leven in een andere cultuur, het leren van een totaal onbekende taal was heel uitdagend op een (meestal) positieve manier.

Op de foto sta ik niet zelf, maar mijn zus Loes. Ze is zes jaar later overleden door een zelfgekozen dood, dus deze foto is me heel dierbaar. Ze is hier zo blij en vrolijk dat ik me haast niet kan voorstellen dat het zes jaar later toch nog zo fout kon gaan. Loes logeerde bij ons indertijd en had haar verblijf verlengd omdat ik in het ziekenhuis terecht kwam met een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Ik heb hier over dat verblijf geschreven en over hoe Loes mij  toen (Hollandse Pot in Korea) verzorgde en wat dat voor me betekende.

Ik vind deze foto zo leuk omdat alle vier de kinderen erop staan, met de paraplu’s als bescherming tegen de regen. Loes houdt ze alle drie vast, wat klopte met haar rol van verzorgende voor mijn kinderen. Ze genoot daarvan. En ik had er rust door ondanks het gemis. En het is altijd weer heerlijk om een foto te zien die me herinnert aan de goeie tijden van mijn grote zus, voordat ze zo de weg kwijt raakte!

hae.jpg (280×333)

Wie overigens mocht denken dat Haeundae een idyllisch strand is op een vergeten plekje….zie de foto! Anno nu.

De foto van het strand hierboven, met de papraplu’s, is genomen tijdens ‘zangmachul’, het regenseizoen (van midden juni tot eind augustus). Wij zijn verstokte strandgangers, zeker als de temperatuur rond de 30 gr. is. Met grijze luchten en een hoge luchtvochtigheid (soms wel 80/90%) is de zee het meest verfrissende wat je je kunt voorstellen!

%d bloggers liken dit: