Op de achtergrond klinkt het zachte, ritmische geluid van een takkenbezem. Urenlang veegt een man in alle rust de paden van de campus waar ik tijdelijk woon schoon van gevallen bladeren. Geen wreed, ronkend geluid van een mechanische blazer, maar een zacht swi-isj, swi-isj, veeg, veeg, links, rechts. Een een-twee maat in de muziek van het dagelijkse leven hier, dat uit allerlei klanken bestaat. Er is een indeling in belgeluiden. Eerste bel, tweede bel voor de colleges. Een bel voor chapel. Voor studietijd. Een harde klap op een stuk metaal voor lunch en avondeten en als het bedtijd is. Daarna gaan we over op een soort pannendeksel-gekletter om aan te geven dat de nachtwacht aanwezig is. Ieder uur laat die ons weten dat we veilig kunnen slapen. Heel fijn om te weten middenin de nacht :). Wat er tussen de hele uren in gebeurt mag Joost weten, maar af en toe is er ook iemand met een fluitje. Inmiddels slaap ik er doorheen.

Het zijn geluiden die samenvloeien met ons leven hier. Ons ritme is dat van de bel; de takkenbezem; de haviken; de groenteman die zijn waren al roepend aanprijst. Het is vredig. Toch loopt hier nog geen 300 meter vandaan de drukste doorgaande weg van Dehra Dun, waar auto’s, scooters en motors en een eenzame fietser hier en daar, elkaar onder luid getoeter naar het leven staan. En wordt de vrede soms verstoord door de electronische gebeden van de moskee of de hindoetempel, het liefst bij het ochtendgloren.
